“De rijkste boeken zijn altijd de woordenboeken”
“Er was eens een Arabische dichter die ik erg bewonderde en die ik ontmoette toen ik voor een hongerloontje in een bakkerij in Jordanië werkte. Toen ik uit mijn hoofd zijn gedichten begon te brengen, dacht ik dat hij me zou bedanken, maar hij draaide zich om en liep weg. Ik voelde me als een aap in het circus, beschaamd, en ik wou in mijn hoofd zijn poëzie tot as laten vergaan. Sindsdien weet ik dat er 99,9 procent kans is dat er teleurstelling volgt als we onze helden ontmoeten. Eigenlijk is dat logisch, want het mooiste van de mens zijn zijn gedachten en die vind je op papier.”
Alles begint bij Rodaan Al Galidi met een verhaal. Via een videoverbinding met Zwolle kijken we binnen in zijn werkschuur, maar nog voor de eerste vraag gesteld is, schildert hij dit tafereel, zó levendig dat we het deeg en de vernedering kunnen ruiken. Deze man is dan ook een geboren dichter. Opnieuw logisch, legt hij uit, terwijl hij verwijst naar zijn Iraakse roots: “In het Midden-Oosten hebben mensen niet de vrijheid om duidelijk te zijn over hun gedachten. Ze gebruiken de vage vorm van de poëzie waarin ze niet gepakt kunnen worden.”
Stomme boeken
“Als kind wist ik al dat ik iets bijzonders in mij had: iemand, ikzelf, die rijmende, rijke zinnen maakte. Ik sprak ze uit tegen mijn moeder, die haar halve familie had verloren aan al die oorlogen in Irak. Toen ik in haar buik zat, verloor ze haar zoon, dus dichtte ik over die broer. Dan begon ze te huilen en gaf me geld om een ijsje te kopen.”
Las u in die vormende jaren ook veel Arabische poëzie?
“De hele bibliotheek! Maar toen kwam er in ons dorp een pas afgestudeerde leraar uit Bagdad, die zei dat ik een prachtig talent voor woorden had, maar stomme boeken las. Hij gaf me Hamlet. Huh, dacht ik, een boek van een man over een andere man en op het einde gaat iedereen dood?! Macbeth vond ik beter, vooral door die beklemmende monoloog “Tomorrow, and tomorrow, and tomorrow”. En toen moest Dante nog komen ...”
De goddelijke komedie overklaste alles?
“Absoluut. Dante is, net als ik, politiek vluchteling geweest, heeft alles meegemaakt. Daarom is één pagina van zijn Hel dieper dan alle monologen van Shakespeare samen. Die dronk alleen maar wijntjes, speelde toneel en maakte grappen. Hamlet zegt dat Polonius aan tafel zit, “niet waar hij eet, maar waar hij gegeten wordt”. Dat lezen wij nu als iets dramatisch, maar Shakespeare maakte een grap, omdat hij zelf eigenlijk nooit iets meegemaakt had. Het is het grootste probleem van veel Nederlandse schrijvers vandaag.”
Park met papegaaien
“Het spijt me,” vervolgt hij frank en vrij, “maar veel collega’s is niets ergers overkomen dan hun oma die overleed aan ouderdom. Hun techniek is uitstekend, maar zonder een vulkaan die eronder brandt, blijft de taal stom en koud.” Hij neemt er zijn gitaar bij en tokkelt een melodie. “Dit stuk hout betekent niets tenzij ik het bespeel. Hetzelfde geldt voor de taal. De kracht komt niet van de woorden, maar van hoe je ze stemt.”
Kunt u dan in het Nederlands alles zingen wat u wilt?
“Lieve dame, ik ben de speler! De mensen zeggen weleens [zet een benepen stem op]: ‘U maakt nog veel foutjes als u spreekt, terwijl u perfect schrijft.’ Natuurlijk! Ik ben geen ouwehoerder, ik ben een dichter, een die bijna elke dag werkt en vele versies maakt van elke tekst. De eerste ziet eruit als een schilderij van Picasso; ik kan ze soms zelf niet lezen. Voor de tweede word ik mijn eigen redacteur. Elke twijfelachtige zin vergelijk ik op internet met andere, die me helpen om de grammatica te verbeteren.” Glimlachend: “Ik zet in die fase altijd koffie voor mezelf en thee voor mijn woordenboeken.”
Die verdienen het gepamperd te worden?
“O ja, de rijkste boeken zijn altijd de woordenboeken. Ik lees ze zelfs voor ik ga slapen, omdat ze voor mij een wereld vormen. Sommige woorden zijn heel modern, terwijl andere zijn zoals een dametje in een bejaardentehuis dat ooit model is geweest en een mooie liefdesgeschiedenis beleefde. In het azc [het asielcentrum waar hij van 1998 tot 2007 moest verblijven – KS] bestelde een medewerkster die daar een bibliotheekje had voor mij een woordenboek Arabisch Nederlands. Toen ik later in een shoarmatent zwart werk vond, was het eerste wat ik kocht nog zo’n woordenboek. Ik kreeg er ook een van Kader Abdolah, die zei dat ik nooit mocht stoppen met de taal te bestuderen.”
U bent dus autodidact?
“Ja, ik was ouder dan achttien en had geen recht op lessen. Maar ik heb de beste techniek voor als een dichter een taal wil leren: lees vertalingen van bundels die je goed kent in je moedertaal. Ik kende de sfeer van de gedichten van T.S. Eliot, Charles Baudelaire, Salvatore Quasimodo en Rubén Darío uit het Arabisch, en leerde in de Nederlandse versies meteen de schitterendste woorden. Als je naar een park met papegaaien gaat, wil je toch ook geen kip zien?”
Hoe verschillend zijn poëzie en proza voor u om te schrijven?
“Voor een roman bouw ik een structuur en ben ik weer die civiel ingenieur die in Irak zijn diploma haalde. In dat soort teksten mogen de woorden ook bijten, terwijl ze in poëzie zacht moeten zijn. In die zin is het geen zegen om als dichter geboren te worden, want je bent kwetsbaar. Iemands pijn, elke oorlog, is ook die van jou. Maar het mooie is dat je woorden uit de gevangenis van de zinnen haalt. Als je ‘O bloem van februari’ schrijft, kan het bijna niet anders of het gaat om een sneeuwklokje, terwijl: als je ‘O bloem’ dicht, er zich een wereld opent.”
Het mooie is dat je als dichter woorden uit de gevangenis van de zinnen haalt.
Liters bloed, emmers zweet
Al Galidi toont met een weids gebaar hoezeer taal hem omgeeft. “Overal hang ik papiertjes met Arabische, Nederlandse en Engelse zinnen. Als mensen zeggen: ‘Maar Rodaan, ze hangen zelfs op de ramen, daardoor moet licht kunnen’, antwoord ik: ‘Nee, het licht komt van de woorden.’”
Voelde u zich meteen thuis in uw nieuwe taal?
“Nee, in mijn eerste gedichten wandel ik alleen naar zee, met een hond of fiets. Alleen die woorden beheerste ik al. Nu, twintig jaar en vele woordenboeken later, gaat het beter, maar ik blijf in het Nederlands in een luier zitten terwijl ik in het Arabisch een soepele zwembroek draag.”
Waarom publiceert u niet in uw moedertaal?
“Geef me één vierkante meter in de Arabische wereld waar je jezelf kunt zijn en mag zingen voor de vrede en ik zal er staan. Waarom is de regio een fabriek voor asielzoekers en terroristen terwijl wij mensen van goede kwaliteit zijn? Omdat onze Midden-Oosterse leiders geen rijk taalgebruik hebben. Vergelijk het met Hitler. Hoe sprak die? Alleen in nummers. Maar toen ze Churchill vroegen waarom hij Stalin ontmoette, zei hij: ‘Om van Hitler te winnen, zou ik zelfs de duivel de hand schudden.’ Geweldig.”
U gebruikt zelf sprekende beelden. Bijvoorbeeld in uw nieuwste roman De onbekende belevenissen van prins Willem-Alexander: “Ik weet niet hoe een mens gelukkig kan zijn als hij meer bezit dan hij nodig heeft. Een vogel met drie vleugels kan niet vliegen.”
“Dat is de Arabische schrijver in mij. Die vecht soms met de Nederlandse. Kijk naar deze zin: ‘De prins zette de Indonesische kruiden boven zijn bureau zodat hij er altijd aan herinnerd zou worden dat elke gram van die kruiden die verre vredige eilanden ooit liters bloed hadden gekost, en emmers zweet, en eindeloze rivieren van tranen.’ Nederlandstaligen willen een beetje duidelijkheid, dus ik schrijf: ‘liters’, ‘emmers’. Maar ik geef het stokje door aan het Arabisch: ‘bloed’, ‘zweet’. Het is als een mooie estafette.”
Die wel eindigt op een “eindeloze rivier van tranen”. Dat is de oosterse overdrijving, toch?
Lacht breed: “De Arabische taal wint hier, maar in het hele boek neemt ze het Nederlands mee op haar vleugels. Zo professioneel ben ik wel geworden. En als het gaat over die overdrijving: ik vind het prachtig dat we eindeloos mogen zijn in onze emoties. Jaren geleden was de receptionist van
ons azc overleden. Wij met alle asielzoekers naar de begrafenis, en huilen, huilen! Tot we de weduwe en haar dochters zagen, zonder tranen, ze leken zelfs te kletsen over het weer. Blijkbaar kan de Nederlandse taal goed omgaan met de dood, maar de Arabische is beter voor het verdriet.”
De kracht komt niet van de woorden, maar van hoe je ze stemt.
Prins
Al Galidi’s nieuwste roman is opgedragen aan Jacob, met de woorden: “De dood nam je aanwezigheid en liet je bestaan / achter in alle harten”. Hij knikt. “Ik heb veel doden gezien in mijn leven, familieleden en vrienden in Irak, maar toen ik vorig jaar Jacob verloor, kon ik niet stoppen met huilen. Hij was mijn beste vriend, zo’n mens van de allerhoogste kwaliteit. Daarom draag ik de woorden mee ... ik denk dat ze van Maksim Gorki zijn: die zei dat de hele mensheid mocht verdwijnen, op die ene diepmenselijke persoon na: Tolstoj. Wel, Jacob is mijn Tolstoj. Ik denk elke dag aan hem.”
Waarin zat zijn diepmenselijkheid?
“Hij bemande een pont op de Vecht, een rivier in Zwolle, waar ik op een dag kwam aangefietst, uitgeprocedeerd, platzak. Hij zong prachtig terwijl hij aan het touw trok dat de pont tot bij mij bracht. ‘Ik wou dat ik dit mooie werk mocht doen,’ zuchtte ik, ‘maar ik heb geen vergunning.’ Waarop hij zei: ‘Maar je hebt toch twee handen? Vergeet het systeem. Ik geef je het touw en je mag elke zestig cent die passagiers betalen houden. Kom daarna bij mij en mijn vrouw eten.’ Zo werd ik als een zoon voor hen. Ik mocht zelfs mee zijn kist dragen. Het was het meest eervolle, maar ook het moeilijkste wat ik meegemaakt heb, omdat letterlijk heel mijn wereld in die kist lag.”
Bood schrijven troost?
“Ja, dat is de mooiste troost. Weet je, toen Jacob stierf, was ik bezig aan De week heeft zeven dagen, mijn volgende roman. Maar door alle ellende – mijn broer en moeder lagen tegelijkertijd met corona in een ziekenhuis in Bagdad – miste ik blijheid in mijn leven. En toen vond ik deze verrassende zin van een jonge prins Friso: ‘Je mag Alex wel in elkaar slaan, maar zorg dat hij niet doodgaat, want dan moet ik koning worden.’ Ik kwam erachter dat een uitgeprocedeerde nog meer vrijheid heeft dan een prins.”
U verwoordt het in het boek zo: “Vrijheid houdt van eenvoud.”
“Precies. Ik bedacht een verhaal over een prins die met een zilveren lepel een ontsnappingstunnel graaft. En geloof me, het heeft zichzelf geschreven. Onderweg moest ik zo vaak lachen en dan lachte Jacob mee. Hij was een van mijn dierbare lezers, die vroege versies van mijn boeken te zien krijgen en me dan eerlijk zeggen of het een dood vogeltje is of niet.”
In dit geval fladdert het duchtig, want uw verhaal is dynamisch en bevat grappige vondsten, zoals het “therapeutische schaap”. Een Marokkaanse vrouw houdt zo’n dier op haar balkon, praat ertegen, put er hoop uit.
“Ik weet al heel lang: hoe meer drama je in je ziel hebt, hoe beter je humor kan zijn. Ellende heeft zo veel energie dat als iemand vanuit die ellende een grap vertelt, die ook barst van die kracht. Toen ik als jongen die gedichten over mijn broer, die mijn moeder deden huilen, met de juiste overdrijving voorlas aan mijn vrienden, lagen ze plat. Ik ben zelf geen vrolijk persoon, zeker de laatste tijd niet, maar ik heb besloten om alle leed in mijn leven om te buigen tot een lach. Het wordt de eerste lente zonder Jacob, maar ik kan nog altijd lekkere boeken schrijven.”
Rodaan Al Galidi
De Asielzoeker des Vaderlands noemde Rodaan Al Galidi (1971) zichzelf weleens schertsend. Hij ontvluchtte het Irak van Saddam Hoessein, zwierf jaren door Azië om uiteindelijk in 1998 zijn heil te zoeken in Nederland. Hij leerde er op eigen houtje de taal en debuteerde twee jaar later met de poëziebundel Voor de nachtegaal in het ei. Er volgden columns en romans, waarvan de meest geprezene die over zijn negen jaren in een asielzoekerscentrum is: Hoe ik talent voor het leven kreeg (2016). In 2020 schreef Al Galidi een scherp en geestig vervolg: Holland, door Adriaan van Dis “betoverend” genoemd.
Vanuit La Bastille, zijn schrijfschuur in Zwolle, stuurde hij onlangs zijn zevende roman de wereld in: De onbekende belevenissen van prins Willem-Alexander, een eigentijds schelmenverhaal waarin humor en milde maatschappijkritiek weer hand in hand gaan. Al Galidi kreeg in 2007 alsnog een verblijfsvergunning in Nederland door een generaal pardon.
Alsjeblieft!
Dit artikel uit het juninummer (2022) van Onze Taal kreeg je cadeau.