Ik kreeg vanochtend een mailtje van een scholiere die mij telefonisch wilde interviewen. “In verbandt [sic] met mijn werkstuk dat morgen af moet graag nog vandaag.” Nou ja, ik ben zelf ook jong geweest (al heb ik verband nooit met dt geschreven), dus ik mailde terug dat het goed was. “3 uur vanmiddag?”, vroeg ze vervolgens, waarop ik “prima” antwoordde, met mijn telefoonnummer erbij.
Even later kreeg ik een appje, van diezelfde scholiere. “Het kan ook later hoor!” Vreemd. Bedoelde ze nou dat 3 uur haar niet goed uitkwam? Maar ze had het toch zelf voorgesteld? Nou ja, mij maakte het niet uit. “Later is ook prima, 5 uur? Of ’s avonds?”, appte ik. Er gebeurde een paar minuten niets. Toen kreeg ik het appje: “nee, dan liever om 3 uur.”
Mijn zoon kwam mijn werkkamer binnen. “Wat kijk jij moeilijk”, zei hij. Ik liet hem de conversatie lezen. “Ja logisch, als jij ‘prima’ zegt, denkt ze natuurlijk dat het niet goed uitkomt”, zei hij. Ik keek hem verbijsterd aan. “Waarom?”, vroeg ik. “Ja”, ging hij voort, “prima, dat is ... het kán, maar het is niet ideaal.”
Wat nou weer? Prima betekent letterlijk ‘eerste’ of ‘hoogste’. Er is geen overtreffende trap van prima. Prima is het beste wat je krijgen kunt. Prima is een 10. Althans, dat wás het. Blijkbaar lijdt prima ook onder inflatie. “Welk rapportcijfer is prima?”, vroeg ik mijn zoon. Hij aarzelde en zei: “Een 7. Een 7 mín.”
Mooie boel. Wat heb ik dan een hoop 7 minnen uitgedeeld in mijn leven, waar ik een 9 of 10 bedoelde! Wat een vlakke, lauwe indruk moet ik al die tijd gemaakt hebben! “Wat moet ik dán zeggen als ik ‘uitstekend’ bedoel?”, vroeg ik. “Top”, zei mijn zoon. En hij stak zijn duim omhoog.
Over mijn lijk. Over mijn prima lijk.
Alsjeblieft!
Dit artikel uit het julinummer (2022) van Onze Taal kreeg je cadeau.