In De compositie van de wereld (1980) beschrijft Harry Mulisch hoe hij in 1949, als eenentwintigjarige, ergens in Haarlem op een piano een toon aansloeg, en daarna zijn octaaftoon: dezelfde toon, maar dan een octaaf hoger. Hij kon er niet mee ophouden. Een half uur, misschien wel drie kwartier lang, sloeg hij beurtelings die twee tonen aan, en raakte zo in een bijna mystieke trance. “En opeens overspoelde het mij, in een ogenblikkelijke euforie schreeuwde ik het uit: ‘Het is hetzelfde en niet hetzelfde!’” De extatische ervaring van deze ‘octaviteit’ vormde de grondslag voor zijn filosofische systeem, zoals uiteengezet in De compositie van de wereld.
Was dat inzicht daar aan die piano nu een groots inzicht, of misschien toch niet zo heel veel meer dan een toevallig handvat om uiteenlopende verschijnselen mee onder één noemer te brengen? Gaat het niet ook op als we bijvoorbeeld onbekende, maar toch vertrouwde gezichten zien: het is hetzelfde en niet hetzelfde? Is het ook niet het wezen van rijm: klankovereenkomst én klankverschil? En van beeldspraak? En van vertalingen?
Het gaat zeker op voor hertalingen. Ik hoorde een bekende melodie voorbijkomen: ‘Waterloo Sunset’, van The Kinks, uit 1967. Daarin bezong Ray Davies de sfeer in Londen tegen het vallen van de avond, met de Theems bij Waterloo Station op de achtergrond, op een wat zwoele, zweverige, maar toch ook licht melancholieke toon. Dat lied hoorde ik, maar nu met een andere zanger, en een iets simpeler begeleiding, en met een andere, Nederlandse, tekst. Het was Jan Rot die een ode bracht aan de stad waar hij sinds een aantal jaren woont: Rotterdam. In straattaal: Roffa, Surinaams voor ‘stoer’. ‘Waterloo Sunset’ was ‘Roffa bij zessen’ geworden. Vreemde gewaarwording: het was, jawel, hetzelfde en niet hetzelfde.
Stroomdicht
Het lied van The Kinks opent als een ouderwets stroomdicht, een lofzang op een rivier, maar dan met een wat schampere ondertoon: “Dirty old river, / must you keep rolling, / flowing into the night?” Bij Jan Rot klinkt dat zo: “Hé ouwe stadssloot, / stroom als de Koopgoot, / baan je de avond in.” Dat kan een ode zijn aan het oude stroompje de Rotte: het water waar de stad Rotterdam zijn ontstaan, en zijn naam, aan te danken heeft; onze zanger zal er, gelet op zijn achternaam, zeker een zwak voor hebben. Het is ook een sneer aan die andere sloot die door het centrum van de stad stroomt: de zich als een werfgracht onder het straatniveau bevindende winkelstraat met de officiële naam Beurstraverse, maar in de volksmond al heel lang de Koopgoot genoemd. Of is het juist een spottende omschrijving van de brede rivier die zich dwars door de stad slingert, op weg naar zee, de grote sloot waar Rotterdam zijn groei en bloei aan te danken heeft: de Maas?
De Theems wordt hier een Rotterdamse stroom, Waterloo Station wordt Rotterdam Centraal, maar verder is er weinig verschil op dit uur van de dag: bedrijvigheid, mensen op weg naar de metro, een verliefd paartje dat zijn eigen gang gaat. Bij The Kinks heten ze Terry en Julie, bij Rot Sandra en Lenie. Beide stellen nemen niet de ondergrondse, maar gaan juist óver de rivier: in Londen lopend, denk ik, maar in Rotterdam per fiets. Davies en Rot bekijken het allemaal van een prettig afstandje, zonder er zelf aan deel te nemen – een typisch dichterlijk standpunt. Alleen al de aanblik van de stad op dit uur maakt gelukkig. “But I don’t feel afraid / as long as I gaze on / Waterloo sunset / I am in paradise.” Rot: “Ik zal nooit eenzaam zijn / zolang als ik staar naar / Roffa bij zessen / zal ik gelukkig zijn.”
Paradijs
Het is een wonderlijke ervaring om twee versies van een en hetzelfde lied zo door elkaar te horen klinken, en de twee rivieren met hun steden zo in elkaar te zien opgaan. Aan het eind van het lied breidt Ray Davies zijn persoonlijke paradijservaring uit naar die van het verliefde stel Terry en Julie. I wordt they: “as long as they gaze on / Waterloo sunset / they are in paradise”. Bij Jan Rot gebeurt dat ook, maar bij hem wordt het gebaar nog iets ruimer – en dramatischer. Aan het eind wil hij zijn moment van geluk niet alleen delen met Sandra en Lenie, maar met ons allemaal. Hij zingt zijn lied in de wetenschap dat hij niet lang meer te leven heeft. Hij wil nu, vlak voor zijn dood, de bewoners van zijn mooie stad nog iets meegeven: de liefde voor hun mooie stad. “Zolang als we staren naar / Roffa bij zessen / zal je gelukkig zijn.” En daarna fietst hij, in het bijbehorende clipje, in zijn eentje het beeld uit.