“Baby je bent mijn alles. Dushi je bent anders dan de rest”, zingt Jayh in zijn liedje ‘Mijn alles’. Baby, dushi, mijn alles: er zijn een heleboel woorden om je liefje te benoemen. Geleende woorden, nieuwe woorden, oude woorden, verkleinde woorden en regionale woorden – vaak gezegd tegen vrouwen.
Dushi is populair onder jongeren, maar het staat ook al een tijdje in Van Dale. Het komt uit het Papiaments en betekent in die taal eigenlijk ‘zoet’ of ‘lekker’; je kunt dushi bijvoorbeeld gebruiken voor taart of ander lekker eten. Maar ook je geliefde kun je zo noemen, want dushi als zelfstandig naamwoord betekent vaak ‘liefje’ of ‘schatje’.
Jongeren
Het door Jayh ook gezongen baby is een ander synoniem voor ‘schatje’; het wordt op die manier in het Engels al sinds de negentiende eeuw gebruikt. In het Nederlands is het niet erg algemeen, maar ook weer niet erg gek. Jongeren gebruiken baby gemakkelijk, en niet alleen in liedjes. Ze verkorten het zelfs vaak tot het ludiek gespelde bae – hoewel dat volgens sommigen dan weer een afkorting is van before anything else.
Bae mag dan populair zijn, het was ook een van de woorden die vaak ingestuurd werden bij de ‘Weg met dat woord!’-verkiezing die het Instituut voor de Nederlandse Taal van 2013 tot en met 2017 organiseerde. Het werd irritant en aanstellerig gevonden: “Wat is er mis met het oude vertrouwde schatje, schat, lieverd, man/vrouw, echtgenote/echtgenoot, vriend(in) of wat je ook gewend was om te zeggen voor dat stomme bae kwam!”, zo mopperde een van de inzenders.
In jongerentaal hoor je verder ook vaak sweetie – of switi, de versie in het Sranan, een van de talen die in Suriname en door Surinamers gebruikt worden. Veel woorden in die taal lijken op Engelse woorden, maar vaak worden ze net iets anders gespeld en uitgesproken. Ook de Surinaamse koosnaam chimi (spreek uit: ‘tsjiemie’) hoor je veel, en daar is dan weer weinig Engels aan. Chimi zijn gedestilleerd uit het Surinaamse woord pikin (uitspraak: ‘pie-tsjien’), dat ‘klein’, maar ook ‘lief’ betekent. Chimi betekent ‘liefje, schatje’. Net als habibi trouwens, maar dat komt uit het Arabisch. Er zijn dus veel geleende woorden als het om geliefden gaat.
Waardevol bezit
Het woord dat bij geliefden, jong en oud, altijd en overal weer terugkomt, is schat. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) beschrijft het als: “Iemand die een ander bijzonder na aan het hart ligt, t.w. zijn vrouw, zijn geliefde, zijn kind; minder vaak de man in den mond van de vrouw of het meisje. In den regel als aanspraak.” In de zeventiende eeuw gebruikte Vondel het bijvoorbeeld al: “Nu ghy behouden sijt, is al mijn leed vergeten, Mijn trouwe bruydegom, mijn hoofd, mijn troost, mijn schat.”. Schat betekende eigenlijk ‘waardevol bezit’ en in eerste instantie ging het dan vooral om concrete bezittingen, zoals geld, vee en goud. Maar bezit kan natuurlijk ook figuurlijk zijn: vandaar dat je het woord ook metaforisch kunt gebruiken voor mensen die voor jou een grote rijkdom vertegenwoordigen.
Ook de koosnaam lief (‘geliefde, beminde’) wordt al eeuwen gebruikt. In het WNT staat een mooi citaat van Stijn Streuvels (1903): “Van al de bloemkes … Weet ik er geen een te noemen Lieflijk als mijn liefs gelaat.” Tegenwoordig hoor je lief niet meer zo heel vaak in Nederland, net zomin als mooie samenstellingen als hartelief en zoetelief, maar in Vlaanderen is lief heel gebruikelijk. Liefje is in Nederland wél heel gewoon. Verkleinen werkt altijd erg goed om geliefden nog liever te maken: kijk maar eens naar vormen als schatje en hartje. Dat hart duikt trouwens vaker op als het om de liefde gaat: zo kan iemand een ‘hartendief’ zijn, omdat die je hart gestolen heeft. Harteroover was daar in de achttiende eeuw een ander woord voor.
Oude liefjes
Er zijn nog meer mooie oude woorden voor liefjes en schatjes die niet meer zo bekend zijn. Minnekijn bijvoorbeeld: dat is een verkleinwoord van het woord min (‘liefde’). Het achtervoegsel -kijn is een vorm die vroeger, in de Middeleeuwen, werd gebruikt. Je ziet dat bijvoorbeeld ook in een woord als lievekijn (‘lieverd’). Nu wordt daar -je, voor gebruikt, of -kje, -pje of -tje, al wordt het woord minnetje nauwelijks meer gebruikt. Liefje dan weer wel.
In de zestiende en zeventiende eeuw kwam het opvallende woord venusdier voor. Dat betekende ‘lief meisje’, maar ook ‘meisje van lichte zeden’. En een ‘venusjanker’ is “Hij die hopeloos, tot over de ooren verliefd is en daardoor medelijden of spot verwekt” (WNT). En dan de ‘smoddermuil’, wie of wat is dat nou weer? Eigenlijk is het een gezicht dat je graag zou willen kussen, want smodderen betekent ‘kussen’, volgens het WNT “in smalend gebruik”. “Sabbelen; trekkebekken”, staat er ook nog bij. Het klinkt een beetje ongezellig en je hebt meteen een associatie met een ‘afgelikte boterham’. Muil is ook al een niet al te verfijnd woord. Later verschoof de betekenis van smoddermuil van het gezichtje naar het hele meisje aan wie het gezichtje toebehoorde. Volgens het WNT betekent het dan ook: “meisje dat genegen is tot kussen of dat men gaarne zou willen kussen; bekoorlijk meisje, liefje”. Het woord snoes heeft ook met iemands gezicht te maken, want dat komt waarschijnlijk van een oud woord voor snoet (dat al wat vriendelijker klinkt dan muil). Dat werd vroeger eerst alleen liefkozend gezegd tegen kleine kinderen die een lief gezichtje hadden, maar later ook tegen vrouwen die er mooi en lief uitzagen.
Bout
In schattebout zit bout. Dat kennen we uit woorden als kippenbout eneendenbout: een lekker hapje op ons bord. Bout is volgens het WNT een “deel van het dierlijk lichaam”, vooral een gedeelte van de poot net boven de knie, met behoorlijk wat vlees eraan. Vervolgens werd het woord ook gebruikt om mollige vrouwen- en kinderbenen te benoemen. En daarna verschoof, net als bij smoddermuil, die ‘lichaamsdeel’-betekenis van bout en boutje naar iemand die er lief, lekker of schattig uitziet, en toen was het versterkende schattebout gauw gevormd. Dat woord doet het nog steeds goed.
Daarnaast heb je natuurlijk ook nog allerlei regionale verschillen. In Vlaanderen is lief dus heel gewoon (en lieveke trouwens ook, en bolleke en zoeteke), terwijl in Nederland liefje gebruikelijker is. Binnen Nederland zijn er ook veel verschillen. Oelepetoetje en apegatje zouden typisch Amsterdams zijn. In Groningen bijvoorbeeld wordt lieverd vooral in klank vervormd en zeg je ‘laiverd’ of ‘loiverd’. Maar je kunt het daar ook over je ‘wichie’ hebben als het over je meisje gaat. En in Limburg heb je sjattepoemel, poemelke of pumelke voor ‘schatje’.
In ieder stadje een ander schatje dus, maar schatje geldt voor alle stadjes.
Nog meer schatjesboo vooral populair onder jongeren; komt uit het (Amerikaans-)Engels; de etymologie in die taal is onduidelijk chouke ook wel sjoeke; gebruikt in Vlaanderen; van het Franse woord chou (‘schattig, snoezig’) duifje in de zeventiende eeuw betekende duif ook ‘zacht, weerloos of argeloos meisje’, en vervolgens werd het verkleinwoord ook gebruikt voor ‘liefje, schatje’ keppe 'iemand die men liefheeft', ook wel: 'lieveling(etje)' of 'lievelingskind', gebruikt in Vlaanderen, vooral in het West-Vlaams; keppe komt waarschijnlijk van een ouder woord dat ‘bijzit; iemand met wie men samenhokt’ betekende minne een oud woord voor ‘liefje, schatje’; werd in de dertiende en veertiende eeuw gebruikt shorty uit het (Amerikaans-)Engels; shorty betekent letterlijk ‘kleintje’; wordt vooral door jongeren gebruikt en betekent volgens het Smibanese woordenboek (een straattaalnaslagwerk) “meisje waar enigszins waarde aan wordt gehecht”; shorty wordt vaak ook losjes gespeld als shawty skatje 'schatje'; jongerentaal wifey 'vrouw(tje)', maar ook: 'schatje'; als iemand ‘wifey material’ is, is ze een potentiële echtgenote |
Alsjeblieft!
Dit artikel uit het februari/maartnummer (2020) van Onze Taal kreeg je cadeau.