Het was een ochtend vol linguïstische hindernissen, op de markt. De groenteboer prees zijn sperzieboontjes aan als “Harry Couverts”, wat op zich wel een vondst was, de bloemenman had “ammerillussen” in de aanbieding en de mevrouw van het loempiakraampje verkocht “rouwe loempia’s”.
Bij de bakker had ik zoals gebruikelijk een moeilijk moment. Mijn favoriete brood heet ‘allinson’, naar dokter Thomas Allinson, die eind negentiende eeuw de indertijd controversiële theorie ontvouwde dat volkorenbrood voedzamer was dan witbrood. (Hij beweerde ook dat lichaamsbeweging gezond was en roken ongezond. Hij werd erg uitgelachen door zijn toenmalige collega’s.)
Omdat Allinson een Brit was, spreek ik de naam van dat brood op zijn Engels uit, zoiets als ‘ellinson’ dus. Maar elke keer fronsen de meisjes van de bakker dan hun wenkbrauwen en kijken me vragend aan. Dan wijs ik, en dan roepen ze: “O, alizon!”, op een toon van ‘Zég dat dan.’
Ik had een heel lieve tante die ‘kornétbief’ zei en ‘bleubent’ en ‘sunlichtzeep’. Wanneer ik haar, als wijsneuzig kind, verbeterde, lachte ze me altijd uit, en zei: “Stel je niet aan, we zijn hier niet in Parijs, hoor.”
Terwijl ik daar, bij de bakker, stond te dubben of ik niet gewoon óók maar ‘alizon’ moest zeggen (we waren tenslotte nog steeds niet in Parijs), kregen twee meisjes van een jaar of zestien naast me een dispuut over weer een andere broodsoort. “Ik neem, denk ik, een krozantje”, zei het ene meisje, een frêle blondine, waarna de ander proestend begon te lachen. “Wat zeg jij nou?” Maar de blondine wankelde niet, en sprak kalm: “Een krozant. Lekker toch?”
“Dat heet een ‘kwassant’ hoor”, zei haar rossige vriendin, waarna de blonde op haar beurt in lachen uitbarstte. “Een kwassant! Je moet jezelf eens horen! Kwassant!” Maar ook de rossige was heel zeker van haar zaak. Misschien was ze weleens in Parijs geweest.
Een oudere man die ook op zijn beurt stond te wach ten, kreeg schik in het meningsverschil. “Meisjes,” zei hij vaderlijk, “het is ‘krwássan’ hoor.” De meisjes keken naar hem ‘als ganzen naar het onweer’, zoals Carmiggelt eens schreef.
Het ís trouwens een rotwoord om uit te spreken, croissant. Waarom is het uitstekende Nederlandse woord halvemaantje eigenlijk verdwenen? Nou ja, ik houd niet van croissants, dus mijn probleem was het niet. Ik was trouwens aan de beurt.
“Een heel gesneden alizon”, bestelde ik. “Ellinson?”, zei het meisje. “Die zijn op.”
- SYLVIA WITTEMAN
(foto: Bart Versteeg)
Alsjeblieft, deze column kreeg je cadeau!
Deze column uit het decembernummer (2021) van Onze Taal werd je gratis aangeboden door de redactie van het tijdschrift.
Nooit meer iets missen? Word lid van Onze Taal!