Veel beslissingen baseren we op statistisch geschatte kansen. Wanneer er slecht weer wordt voorspeld, besluit je misschien om een dag vanuit huis te werken. Bij een wintersportvakantie kies je eerder voor een uitgebreide reisverzekering dan bij een zonvakantie, omdat je de risico’s anders inschat. En bij je keuze over het wel of niet nemen van een vaccinatie speelde wellicht mee wat je verstaat onder ‘een kleine kans op bijwerkingen’.
Kansen kun je verbaal uitdrukken of in cijfers. Bij weersvoorspellingen worden vaak cijfers gebruikt, zoals percentages voor de kans op regen. Maar in gesprekken worden kansen vaak aangeduid met termen als waarschijnlijk, wellicht, misschien en soms. Ook professionals doen dat. Je arts vertelt je bijvoorbeeld dat je een grote kans hebt op genezing, maar dat patiënten ook vaak last hebben van bijwerkingen van het medicijn.
Maar wat bedoelt je arts dan precies met een grote kans en vaak? Welke kans heeft de arts in gedachten? En het belangrijkste: komt deze kans overeen met hoe jij die interpreteert? Om inzicht te krijgen in de verschillen, deden wij onderzoek naar de interpretaties van kanswoorden (onwaarschijnlijk, twijfelachtig, mogelijk) en frequentiewoorden (zelden, soms, meestal).
Verwarring
Stel je leest de zin ‘Er is een grote kans dat het plan slaagt’, hoe groot denk jij dan dat de kans is dat het plan slaagt? In ons onderzoek legden wij dit soort vragen voor aan onze deelnemers, met in elke zin een ander kans- of frequentiewoord. Deelnemers konden met een schuifbalk een geheel getal van 0 tot 100 procent kiezen.
In figuur 1 zie je de resultaten voor grote kans. Op de horizontale as staan alle percentages van 0 tot 100 procent en de hoogte van de grafiek geeft aan hoeveel deelnemers een bepaald percentage kozen. Voorbeeld: de grafiek is het hoogst bij 80 procent, dit betekent dat dit het meest gekozen percentage is voor de interpretatie van grote kans.
Figuur 1: De verdeling van de interpretatie van grote kans.
De grafiek is erg breed: hij begint bij ongeveer 50 procent en heeft een lange ‘staart’, die doorloopt tot 100 procent. De interpretatie van grote kans is dus erg gevarieerd.
Tussen 65 procent en 95 procent is de grafiek vrij hoog. Dus als je een grote kans gebruikt om een kans van 95 procent aan te duiden, is het niet ondenkbaar dat iemand anders dit interpreteert als een kans van nog geen 70 procent. Dat kan dus veel verwarring opleveren en leiden tot andere keuzes, zoals het wel of niet kiezen voor een medische behandeling.
Zeg nooit nooit
Figuur 2 geeft de resultaten van alle onderzochte kans- en frequentiewoorden weer. Bij de meeste termen zie je hetzelfde verschijnsel: de grafieken zijn heel breed. Er zitten dus grote verschillen in de interpretatie van veel van deze woorden.
Figuur 2: De verdeling van de interpretatie van kans- en frequentiewoorden.
Alleen bij de extreme uitspraken, bijvoorbeeld met altijd, zeker, nooit en onmogelijk, heeft iedereen bijna dezelfde interpretatie. De grafieken zijn minder breed en er zijn hoge pieken rond 100 en 0 procent. Dit is niet onverwacht, want bij deze woorden is er weinig ruimte voor eigen interpretatie. Wat ons wel verbaast, is dat sommige deelnemers een gebeurtenis die nooit plaatsvindt toch nog een kans van 10 procent of meer gaven. Misschien door het gezegde ‘Zeg nooit nooit’?
Gespiegelde woorden
Als een grote kans 75 procent weergeeft, is een kleine kans dan 25 procent? Theoretisch gezien zou je dit wel verwachten, maar is dat in de praktijk ook zo?
We hebben van alle deelnemers de interpretatie van twee gespiegelde kanswoorden opgeteld. Dus als iemand een grote kans interpreteert als 78 procent en een kleine kans als 17 procent, dan is de som 95 procent. In figuur 3 zijn deze sommen voor alle deelnemers weergegeven voor gespiegelde kans- en frequentiewoorden.
Figuur 3: De verdeling van de som van de interpretaties van gespiegelde kans- en frequentiewoorden.
Bij de som van altijd en nooit is er een heel hoge piek rond 100 procent. Oftewel: voor bijna alle deelnemers is de som van de interpretaties van deze twee woorden gelijk aan de theoretische 100 procent. Voor andere paren is de som vaak lager dan we theoretisch zouden verwachten, zoals bij grote kans en kleine kans of waarschijnlijk en onwaarschijnlijk.
Het niet optellen tot 100 procent bij gespiegelde kanswoorden kan tot verwarring leiden. Het betekent namelijk dat de uitspraak ‘Er is een grote kans op genezing’ een andere kans aanduidt dan ‘Er is een kleine kans op geen genezing.’ Theoretisch gezien zou je verwachten dat ze dezelfde kans aanduiden, maar dit blijkt dus niet zo te zijn.
Bij de paren zeker en onzeker en mogelijk en onmogelijk in figuur 3 zien we een extreme afwijking: de som komt respectievelijk ver boven en ver onder de 100 procent uit. In beide gevallen lijkt er een taalkundige oorzaak te zijn.
Laten we even ingaan op mogelijk en onmogelijk. Als iets niet kan gebeuren, dan is het onmogelijk. Strikt genomen heeft de gebeurtenis een kans van 0 procent. Over deze interpretatie zijn bijna alle deelnemers het eens (zie figuur 2). Van Dales definitie van mogelijk is “zo dat het kan gebeuren of worden gedaan”, oftewel de kans is groter dan 0 procent: het interval van 1 tot en met 100 procent. Deze ruime betekenis zien we terug in de gegeven antwoorden; de interpretaties variëren van 15 tot 75 procent. Logisch dus, dat de som van mogelijk en onmogelijk op veel minder dan 100 procent uitkomt.
Onderliggende onzekerheid
Als er zo veel verschillende interpretaties zijn van kanswoorden, waarom gebruiken we dan überhaupt woorden om kansen te communiceren? Kunnen we kansen niet beter altijd in getallen uitdrukken, zodat er een eenduidige interpretatie is? Dit lijkt een makkelijke oplossing, maar woorden zijn populair omdat ze iets hebben wat getallen niet hebben. Woorden bevatten namelijk onzekerheid, een belangrijk aspect van statistiek.
Als experts voorspellingen maken, bijvoorbeeld over de kans op bijwerkingen, dan doen ze dat met statistische modellen. Deze modellen baseren ze op gegevens van eerdere patiënten, maar deze gegevens bieden natuurlijk geen garantie voor nieuwe patiënten. Dus een voorspelling is altijd een schatting en nooit exact.
Deze onzekerheid bij voorspellingen is een reden om terughoudend te zijn bij het geven van exacte getallen. Een uitspraak met een exact getal, bijvoorbeeld ‘De kans op een bijwerking is 12%’, schept namelijk de verwachting dat een kans precies bekend is, in plaats van geschat. Vooral in gesprekken gebruiken experts daarom vaak kans- of frequentiewoorden. Want juist omdat deze woorden geen eenduidige interpretatie hebben, geven zij al indirect die statistische onzekerheid weer.
Maar uit ons onderzoek blijkt dus dat die onderliggende onzekerheid ook een keerzijde heeft. Als de onzekerheid zorgt voor een erg brede interpretatie van een woord, dan leidt dat tot verwarring. Want wat als je arts met een grote kans bedoelt: 95 procent kans op genezing, maar jij denkt dat de kans maar 70 procent is? Zo’n groot verschil in interpretatie kan jou doen twijfelen over een behandeling die een grotere kans van slagen heeft dan jij denkt.
Een beetje indirecte onzekerheid in de betekenis van een woord is dus statistisch gezien handig, maar bij veel woorden is er te veel onzekerheid en dat levert verwarring op.
Combinatie
Hoe lossen we dat op? Toch maar de woorden verbannen en overstappen op numerieke kansen? Helaas, getallen alleen zijn ook niet de oplossing. Veel mensen vinden percentages namelijk lastig te begrijpen. Het gebruik van percentages leidt dus óók tot misverstanden. Daarnaast blijkt uit weer ander onderzoek dat 12 procent en twaalf van de honderd gevallen lang niet altijd hetzelfde worden geïnterpreteerd, ook al zijn ze theoretisch hetzelfde. Ook communicatie met numerieke waarden is niet zonder problemen.
Een aantal wetenschappers doet onderzoek naar de duidelijkste weergave van kansen. Zo bekijken ze bijvoorbeeld de combinatie van woorden en kansen en het effect van verschillende weergaven van kansen, zoals 12 procent versus 12 van de 100. Ook onderzoeken ze welke factoren nog meer van invloed zijn, zoals hoeveel vertrouwen je hebt in de spreker, je eigen voorgeschiedenis (had je de vorige keer bijwerkingen?) en je mate van gecijferdheid.
Dé oplossing is nog niet gevonden. Het is wel duidelijk dat woorden alleen niet genoeg zijn. Gebruikt jouw arts toch een keer een kanswoord? Vraag dan dus om verduidelijking.
Dit artikel is gebaseerd op de resultaten van een onderzoek door de auteurs. Zie www.onzetaal.nl/kanswoorden.
Alsjeblieft, dit artikel uit ons decembernummer (2021) kreeg je cadeau!
Het hele nummer is te bestellen in onze webwinkel.
Smaakt dat naar meer? Word lid van Onze Taal!