“Het gaat ons om harmonie”
In hoger beroep verdedigde ik de toenmalig directeur van het cellencomplex Schiphol-Oost, waar bij een vreselijke brand elf afgewezen asielzoekers om het leven waren gekomen. Ik was ervan overtuigd dat die directeur daar geen schuld aan droeg. De advocaat-generaal dacht daar anders over, en aan het begin van de zitting maakte hij een paar opmerkingen waarop ik kennelijk non-verbaal reageerde. Toen zei de voorzitter van het gerechtshof plotseling tegen mij: ‘Meneer Anker, u kijkt boos, wilt u nu al reageren op meneer de advocaat-generaal?’ Ik antwoordde: ‘Mevrouw de voorzitter, ik ben professioneel nooit boos, maximaal gramstorig.’ Ik zag twee van de drie rechters glimlachen – wat rechters nooit mogen doen –, en de voorzitter zei: ‘Dat woord heb ik hier in de zittingzaal nog nooit gehoord, meneer Anker.’ De zaak eindigde gunstig voor mijn cliënt: er werd afgezien van verdere vervolging. Natuurlijk is niet na te gaan of dit gramstorig ook maar enige invloed heeft gehad op het resultaat, maar ik weet in elk geval wél dat je met een bepaald woordgebruik iets kunt doen aan de sfeer, de kleur, de toon van een zitting.”
Wim Anker heeft een beroep waarbij taal een grote rol speelt. Hij en zijn tweelingbroer Hans bestierden dertig jaar lang het kantoor Anker & Anker Strafrechtadvocaten in Leeuwarden. Ze kregen landelijke bekendheid door hun verdediging van bijvoorbeeld seriemoordenaar Hans van Z., zedendelinquent Robert M. en Ferdi E., de moordenaar van zakenman Gerrit Jan Heijn. Eind 2021 stopten ze met hun praktijk. Toch is de advocatuur voor hen nog altijd dagelijkse realiteit, al was het maar door de theatercolleges en lezingen die ze overal in Nederland geven.
Rode stip
De broers zijn ook veel op tv te zien – dat wil zeggen: eigenlijk alleen Wim; Hans doet dat veel minder. “Onze rolverdeling is op z’n Fries heel duidelijk en eenvoudig: Hans doet ‘binnen’, ik ‘buiten’.” Maar ook als Hans er niet is, is hij nooit helemaal afwezig: zijn broer heeft het veel over hem, en spreekt vaak in het meervoud: ‘we’.
In een van die tv-programma’s zien we Wim door zijn kantoor ijsberen, met een dictafoon in zijn hand, een pleitrede dicterend voor zijn secretaresse. Het valt op hoe nauwgezet hij dat doet: elke komma noemt hij hardop, en hij geeft heel precies aan wanneer er een accent of zelfs een tussen-n vereist is.
Hoe belangrijk is correct taalgebruik voor u?
“Als een pleidooi klaar is, dan heb ik het in de weken ervoor ettelijke keren gewijzigd. Het moet allemaal in orde zijn. Ook de spelling en de leestekens zijn heel belangrijk, want die dragen
bij aan een goede kwaliteit. Ik hecht daarnaast erg aan accenten op de juiste plek, en aan stiltes; ik oefen daar ook op. Ik zet in mijn geschreven pleidooi dan een rode stip bij zinnen waarvan ik denk: die moet binnenkomen, bijvoorbeeld: ‘Als u, geacht college, in deze zaak tbs met dwangverpleging oplegt, betekent dat inflatie van de drie letters.’ Als ik dan zo’n opmerking heb gemaakt, stop ik, en wacht ik een aantal seconden – dan kan de griffier die ook noteren. Het gaat erom de rechtbank bij de les te houden.”
Duidelijke taal
In 2012 ontving Wim Anker de Duidelijketaalprijs van het Taalcentrum-VU. Volgens de jury spreekt Anker beeldend, stemt hij zijn woorden goed af op het brede publiek, weet hij zijn boodschap op een glasheldere manier haarfijn over te brengen, en houdt hij zich verre van juridisch jargon.
Moet taal wel altijd duidelijk zijn? Is het in de rechtszaal soms niet juist handig om met jargon of duistere formuleringen bepaalde dingen onder de oppervlakte te houden?
“Nee, daar moeten mijn broer en ik niets van hebben. Op kantoor zeggen wij altijd: je moet helder en duidelijk zijn, en een logische volgorde aanhouden. Wij kiezen bij elk pleidooi ook voor kort en krachtig. Er zijn advocaten die hun doel proberen te bereiken met ellenlange, soms urenlange, pleidooien, maar dat doen wij niet – ook omdat een rechter soms tien zittingen op een dag heeft. In de beperking toont zich de meester.”
Ook in de rechtszaal gebruikt u graag vaste uitdrukkingen, zoals ‘De modder op het kleed van uw naaste is geen zeep voor uw eigen kleed.’ Hebben die effect?
“Die uitdrukking gebruik ik met enige regelmaat bij pleidooien. Hans en ik zijn altijd heel voorzichtig met het benaderen van getuigen. Als je die vooraf op kantoor uitnodigt, krijg je de schijn van enscenering, van beïnvloeding. En dat wil ik niet. Een officier van justitie zei eens: ‘Ja, maar dat doen bijna alle advocaten wél.’ Ik antwoordde toen: ‘De modder op het kleed van uw naaste is geen zeep voor uw eigen kleed.’ Ik heb mijn eigen normen en waarden. Punt.”
“Mijn zaken zijn vaak zeer ernstig, met veel bloed en dood. Daar hoort geen glimlach bij, maar ik probeer zo nu en dan enige lichtheid te realiseren. Ik vond eens dat de officier van justitie te snel was overgegaan tot vervolging van mijn cliënt. In de rechtbank zei ik: ‘Ik vind dat er sprake is van eerst schieten en pas daarna de roos tekenen.’ Behalve dat dit toch wat lucht in de zaak blies, merkte ik dat men beter ging luisteren. Ik kijk altijd of de drie rechters meeschrijven; als dat niet zo is, vind ik dat heel vervelend. Als je dan precies op het goede moment zo’n uitdrukking gebruikt, zie je dat het binnenkomt. Ik wil dat ook. Ik wil de volledige aandacht.”
Retorica
De klassieke Griekse retorica houdt zich precies daarmee bezig: aandacht opwekken en uiteindelijk overtuigen. Hangen de oude regels voor het houden van rechterlijke redevoeringen boven uw bureau? “Toen we begonnen met onze theatercolleges, verschenen er recensies waarin dat woord retorica voorkwam. Tot die tijd was ik me er niet dagelijks van bewust dat die regels, of adviezen, uit de klassieke retorica komen. Maar ze zitten volledig in mijn hoofd, vanwege het belang dat wij hechten aan een pleidooi met een heel logische volgorde.”
Hoe begint u bijvoorbeeld?
“Als het gaat om zaken betreffende moord en doodslag en ernstige zedenzaken, dan begin ik vaak met een korte inleiding om slachtoffers en nabestaanden op de tribune duidelijk te maken: ik hou wel degelijk rekening met uw gevoelens, maar dat is niet mijn wettelijke taak, want daarvoor zit hier in de zaal de officier van justitie, of uw eigen advocaat.”
“De laatste jaren gaf ik mijn pleidooi vaak een titel mee – iets wat bijna geen enkele advocaat doet, en waar de rechter dan ook altijd verrast op reageerde. Bijvoorbeeld in een zaak van een tbs’er die al vierenveertig jaar vastzat, meldde ik aan het begin dat ik mijn pleidooi een titel had gegeven. ‘De rechtbank is benieuwd; wat is de titel?’, vroeg de rechter, waardoor ik dus al direct contact had. Ik antwoordde: ‘Het roer moet om’, waarna de rechter zei: ‘We zijn benieuwd.’ ”
“Behalve dat ik hiermee de rechtbank welwillend en nieuwsgierig maakte, zette ik een bepaalde toon. De sfeer, de kleur, de toon goed houden: dat is voor Hans en mij altijd heel belangrijk geweest. We willen niet chicaneren, geen zand in de machine strooien. Het gaat ons om harmonie.”
Hoe bouwt u uw betoog verder op?
“De mooiste zaken zijn die waarin je gaat voor vrijspraak en waarin er een niet al te sterk bewijs is. Hans en ik zitten dan bij elkaar en zeggen: er is heel weinig en toch komt de officier van justitie met een eis van zes jaar. Dan heb je echt een strijd met de officier. En dan moet je niet met de twee sterkste argumenten beginnen, want dan zakt het verhaal daarna in. Ik zorg dat ik altijd zeven of acht argumenten heb, en dan wissel ik sterke en minder sterke af. Die volgorde is iets waar we het van tevoren op het kantoor altijd uitvoerig over hebben. Die luistert heel nauw, want er zijn zaken waarbij het echt erop of eronder is.”
Tips voor jonge advocatenAls Wim Anker over zijn werk praat, strooit hij ook met tips voor jonge advocaten. De belangrijkste:
|
Voorleespiet
Een belangrijk onderdeel van de retorica is welsprekendheid. Waar let u dan op?
“Als het letterlijk over spreken gaat: dat doe ik staande, met luide stem en rechte rug, en ik maak ruimte voor ondersteunende handgebaren.” Anker richt zich op uit zijn stoel en demonstreert wat hij bedoelt – de paar gasten in de Leeuwardense hotelbar waar het gesprek plaatsvindt, schrikken even op. “Ik kan niet zittend een overtuigend pleidooi houden. Ik deed het altijd vrijwel uit mijn hoofd, en zo nu en dan verliet ik het spreekgestoelte om al heen en weer lopend verder te pleiten. Ik wil niet verworden tot een voorleespiet – dat zou ten koste gaan van de kwaliteit en het effect van mijn verhaal, en dus ten koste van mijn cliënt. Je moet je verhaal met hartstocht en passie brengen. Er moet een strik omheen.”
Welke stijlfiguren gebruikt u graag? Houdt u bijvoorbeeld van de overdrijving?
“Nee, dat past helemaal niet bij ons en ons kantoor. Wij kiezen meer voor understatements, en voor metaforen, vergelijkingen. In mijn theatercolleges verdedig ik – en dat is ook mijn beroep, zeg ik er dan bij – het instituut tbs, waar menigeen een niet al te juiste visie op heeft. Dan zeg ik tegen de zaal: ‘Uit uw vragen maak ik op dat u denkt dat tbs-klinieken duiventillen zijn: links erin, rechts eruit, roekoe. Maar dat is absoluut onjuist.’ En dan kom ik met de cijfers: dat er zeventigduizend verloven per jaar zijn en dat er maar ongeveer veertig mensen niet op tijd terugkomen.”
Je moet je verhaal met hartstocht en passie brengen. Er moet een strik omheen.
Sc Heerenveen
Ook buiten de rechtszaal en het theater geniet de eeneiige Anker-tweeling bekendheid. Ze spelen een prominente rol in het verenigingsleven in Friesland, geven samen commentaar bij allerlei evenementen en zijn hartstochtelijke supporters van voetbalclub sc Heerenveen – waarbij opvalt dat ze op de tribune vrijwel identiek en synchroon reageren op wat er in het veld allemaal gebeurt. Ze nemen elkaar ook graag in de maling. Als Wim Anker ergens alleen optreedt, legt hij vaak uit dat dat is omdat zijn broer Hans “te lelijk” is om zomaar in het openbaar te verschijnen.
Is humor taboe in de rechtszaal?
“Een vorm van humor kan soms wel bij een politierechterzaak waarbij er geen bloed heeft gevloeid, maar in de regel vloeit dat wel in onze zaken. En dan is het ongepast. In onze theatercolleges kan het natuurlijk wel. Daarin heb ik zo om de tien minuten een opmerking waar de mensen wel om kunnen lachen. Dan zeg ik bijvoorbeeld: ‘Ons kantoor heeft geen parkeerterrein, en dat is heel bijzonder, dames en heren, maar ik heb er geen last van. En weet u hoe dat komt? Achtennegentig procent van onze cliënten zit vast.’ En dan wacht ik even, en voeg eraan toe: ‘En mijn broer zegt altijd: en die andere twee procent heeft een rijontzegging.’”
Scheldwoorden
Mag je je tegenstander beschimpen?
“Beschimpingen komen voor in de rechtszaal, en er worden ook wel scheldwoorden gebruikt, niet alleen vanuit het publiek, maar ook door verdachten. Dat staat zó ver van ons af. Het is in strijd met de waardigheid van ons mooie beroep. Het neemt ook toe, en dat is een ontwikkeling die we met lede ogen aanzien.”
“Wat wij ook niet doen, is de tegenstander belachelijk maken. Soms ontbreekt er een essentieel onderdeel in een aanklacht, en dan zijn er collega-advocaten die tijdens de zitting opmerken dat de officier ‘broddelwerk’ aflevert, en dat dit ‘het toppunt van amateurisme’ is. Ik zeg liever: ‘Mevrouw de voorzitter, ik begin even met een technisch-juridisch punt dat waarschijnlijk erg belangrijk is voor de uitkomst van deze zaak.’ En dan wijs ik rustig op een omissie in de aanklacht.”
Besteedt u speciale aandacht aan uw slotzinnen?
“Meestal eindig ik met een korte samenvatting; dat is ook handig voor de griffier. En dan heb ik vaak een concluderende afronding, die voor mij inderdaad heel belangrijk is. Bij levensdelicten heb ik weleens gezegd: ‘Mevrouw de voorzitter, edelachtbaar college, u hebt mijn cliënt gezien en gehoord. Hij heeft verschrikkelijke feiten gepleegd, maar het is geen verschrikkelijk mens.’ En toen ik een keer pleitte voor beëindiging van een tbs, besloot ik met: ‘Dat is een prachtig moment voor mijn cliënt, maar ook voor de samenleving. Die krijgt er een vrij burger bij.’”
Lekenprediker
U spreekt gedragen, plechtig, soms licht archaïsch, en met duidelijke accenten en pauzes. Hebt u een kerkelijke achtergrond?
“Mijn vader en moeder waren van doopsgezinden huize – ze waren menisten. Mijn vader, die van beroep burgemeester was, trad daarnaast wel op als lekenprediker. Dat heb ik ook een aantal keren gedaan: dan sprak ik in een kerkdienst van de PKN, de Protestantse Kerk in Nederland, die ik trouwens nog altijd geregeld bezoek. De dominee verzorgde gewoon de liturgie, en ik deed de preek. Op een zeker moment kreeg ik daar zó veel uitnodigingen voor dat ik er maar mee ben gestopt; het moest altijd op zondag, en dat was zo’n beetje mijn enige vrije dag.”
“Dat was jammer, want ik vond het prachtig om te doen. Ik kon in zo’n kerk vertellen hoe ik in mijn werk een lans heb gebroken voor levenslang gestraften, hoe ik heb gepleit voor zo veel mogelijk terugkeer van tbs’ers in de samenleving – kortom: hoe ik vond dat iedereen een tweede kans verdient. Het was heel bijzonder om juist op die plek uit te leggen dat ik dat altijd met passie en liefde heb gedaan.”
Wim en Hans AnkerWim en Hans Anker (Leeuwarden, 1953) zijn eeneiige tweelingbroers. Na hun studie rechten in Groningen vertrok Wim halverwege de jaren zeventig naar de Randstad om ambtenaar bij het ministerie van Justitie te worden; Hans werd docent recht en maatschappijleer in het mbo. Vanaf begin jaren tachtig werkten de broers als advocaat – zij het niet bij hetzelfde kantoor. In 1991 begonnen ze samen Anker & Anker Strafrechtadvocaten in Leeuwarden. Het kantoor behandelt enkel strafzaken, waaronder veel pro-deozaken, en is gespecialiseerd in zaken waarin het draait om levenslang en tbs (‘terbeschikkingstelling’, een maatregel voor verdachten die tijdens het misdrijf niet of verminderd toerekeningsvatbaar waren). Anker & Anker werd landelijk bekend door spraakmakende zaken als de Volendamse cafébrand, de moord op Gerrit Jan Heijn en de zedenzaak rond Robert M. In 2021 stopten de Ankers als advocaat. Ze geven nog altijd lezingen en theatercolleges door heel Nederland. |
Alsjeblieft!
Dit artikel uit het september/oktobernummer (2023) van Onze Taal kreeg je cadeau.