Hoe taal het wint van tumor
“Het was toch weer verder dan ik dacht”, glimlacht Babs Gons, terwijl ze met een croissantje op krachten komt, aan haar eettafel in Amsterdam-Oost. “Ik ging vanmorgen op de fiets naar het ziekenhuis omdat ik last blijf hebben van de behandelingen. Dat komt natuurlijk doordat ik zelfstandige ben en na een maand alweer aan de slag was.”
Sterker nog: eind september, amper tien dagen nadat de tumor in haar borst was wegehaald, vertrok ze op de 1000 Dichters-tour: een poëziemarathon van twee weken door Vlaanderen en Nederland. Het was haar eerste cadeau aan het publiek als Dichter des Vaderlands. Van de inauguratie gloeit ze nu nog na. “Ik had nooit verwacht dat zo veel mensen zo fijn zouden reageren. Daarom vind ik het lastig dat ik nu op de rem moet staan. Ik geef nog lezingen en bereid mooie projecten voor, maar ik ben te vermoeid om alle grootse ambities waar te maken die de streber in mij toch heeft.”
Moest en zou u als kind al dichten?
“Op zolder heb ik bákken vol dagboeken. Daarin schreef ik verhalen en probeerde ik met taal te duiden hoe ik me voelde. Maar pas toen ik op een keer in De Slegte een dichtbundel uitkoos en daarin de beeldspraak ‘aan de tepels van de wolken’ las, begreep ik dat je dingen ook op een heel andere manier kunt bekijken. Het was een lichamelijke sensatie, die verbeelding die openging.”
Boeken geven geen liefde, maar wel tijdelijke schuilplaatsen.
Groeide u op tussen boeken?
“Mijn biologische vader keerde kort na mijn geboorte terug naar zijn thuisstaat Texas en was, tot onze hereniging op mijn 32ste, afwezig in mijn leven. Maar mijn stiefvader had en heeft een huis bomvol boeken. Zelf doe ik vaak hele stapels weg, en toch groeien ze telkens weer aan. Ik hou nu eenmaal heel erg van boeken, veel meer dan van mensen, denk ik soms.”
“Ze geven geen liefde, maar wel tijdelijke schuilplaatsen. Zo ben ik als kind veel verhuisd, maar er was altijd de bieb. Gelukkig, want af en toe vond ik het lastig om mij te zijn. Misschien omdat ik een aparte familie had of omdat ik vaak het enige donkere kind was en daarop gewezen werd. Ik droomde van weggaan uit het dorp en – het machtigste van al – alle talen van de wereld leren.”
Wereldse invloeden
Als au pair in Barcelona leerde Gons Spaans, als student in het Braziliaanse Salvador da Bahia Portugees. “Hier in het buurthuis probeerde ik een tijdje Arabisch, maar dat bleek érg moeilijk. Dan liever mijn wekelijkse lessen Afrikaans nu. Ik vind het leren van die taal het minste wat ik kan doen, nu ik al een paar keer ben uitgenodigd door universiteiten en festivals in Zuid-Afrika. Een groeiende groep gekleurde jongeren documenteert daar hun talen. Zij hebben mijn teksten vertaald naar het Afrikaaps: het Afrikaans dat in de West-Kaap gesproken wordt.”
Wat vind je van het Afrikaans?
“Een heerlijke taal. Hoe leuk en logisch is het dat een ‘omhelzing’ in het Afrikaans een drukkie is, of dat kuieren staat voor ‘gezellig samenzijn’ – ‘Kom je kuieren?’ Laatst leerde ik dat hoeka een tussenwerpsel is dat een positief gevoel uitdrukt. Woorden als lekker zittende kussentjes, dat zouden wij ook meer moeten hebben.”
Het Nederlands is niet ‘hoeka’, maar hoekig?
“Héél hoekig! Ik begon ooit te dichten in het Engels en dat was veel makkelijker dan in het Nederlands. Dat laatste voelde alsof ik stug leer warm moest krijgen. Maar goed, als het dan lukt, voelt het des te uitzonderlijker.”
Uw wereldse invloeden blijven meezingen, niet?
“Ik denk inderdaad dat ik wat heb meegekregen van de magie en kleuren van bijvoorbeeld Braziliaanse, Cubaanse en Mexicaanse liedjes. Verder gaf de Afrikaanse literatuur me een enorme taalimpuls, zoals The Famished Road van Ben Okri, vanwege de onwaarschijnlijke samensmelting van de zichtbare en niet-zichtbare wereld. En ik hou nog steeds meer van het magisch-realistische of avontuurlijke van Noord-Amerikaanse, Zuid-Amerikaanse, Caraïbische en Afrikaanse literatuur, dan van het verstilde dat een deel van de Nederlandse romans kenmerkt. Maar ik ben blij dat ik zo veelzijdig heb gelezen. En ik hoop dat ook door te geven: ik heb net Kurt Vonneguts Slaughterhouse-Five in graphicnovel-vorm cadeau gedaan aan mijn zoon van zestien.”
Rood brokaat
Rolmodellen als Toni Morrison, Alice Walker, Bessie Head en Lucille Clifton creëerden een taal die Gons’ ziel “terug naar huis zingt”, zoals ze treffend schreef in ‘Polyglot’, het Boekenweekgedicht uit 2021. “Archiefkasten met verloren verhaallijnen / waarin je soms in de weerklank / van een verre voorouder / jezelf ontmoet”. Helaas moest ze ook de taal leren “van de nette kleren / die iets van je huid compenseren”.
Zou het kunnen dat u ging schrijven om die potentieel inperkende taal naar uw hand te zetten?
“Dat zeg je heel goed. Gekscherend noem ik taal weleens een ding dat je oppakt terwijl je je afvraagt: hoe wil ik hem vandaag? Maar eigenlijk is het precies zo. Welke woorden vind je te krap, te lelijk geworden, niet meer je stijl? Hoe wil je je vocabulaire uitbreiden? Al schrijvend onderzoek ik dat constant. Mijn telefoon staat vol met flarden die me opvallen. Soms schiet er me iets te binnen, bijna goddelijk; ik ga zitten en zonder al te veel te schrappen zet ik een heel gedicht op papier. ‘Precies goed’ bijvoorbeeld.”
Precies goedSoms wil je gewoon je hoofd op de aarde leggen, En dat de aarde je dan met haar zachte handen |
Waarom drukt u ons daarin op het hart dat we “niet te veel, niet te weinig, gewoon genoeg mens” zijn?
“Ik vind het een ziekte van deze tijd dat we onszelf niet goed genoeg vinden, en daarover had zich een ontevredenheid in mij opgebouwd. Ik vertrek ook vaak vanuit vragen, zoals: waarom zeggen we zinnen als ‘Ga terug naar je land’? Hoewel racisme en taal een groot, complex topic is, durf ik te zeggen dat je geen woorden mag verbieden. Je mag dus lelijk of kleinerend tegen mij praten, maar weet wel dat dat onze relatie bezoedelt. En wil je zelf wonen in zulke racistische taal?”
Wat moet een taal voor u hebben om u erin thuis te voelen?
“Iets zachts. Waarmee ik niet bedoel dat je niet kritisch mag zijn, wel dat de grondtoon bemoedigend moet zijn. Laatst zag ik een TikTok-filmpje waarin iemand vanuit een auto naar een paar übercoole mannen riep: ‘Laat nog wat vrouwen voor ons over, hè!’ Die binken waren op slag ontwapend. Dat kan taal gewoon doen. Nu er weer vreselijke oorlogen woeden, begrijp ik wat W.B. Yeats schreef: ‘I think it better that in times like these / A poet’s mouth be silent’.1 Maar dan denk ik aan een gedicht van mezelf: ‘Doe het toch maar’.”
De Rotterdamse stadsdichter Elfie Tromp zei laatst dat kunst net die broodnodige, uitgestoken hand kan zijn.
“Precies. Ik heb daarover een gedicht vanbuiten geleerd: ‘Red Brocade’ van de Palestijns-Amerikaanse Naomi Shihab Nye. ‘The Arabs used to say, / When a stranger appears at your door, / feed him for three days / before asking who he is, / where he’s come from, / where he’s headed. / That way, he’ll have strength / enough to answer. / Or, by then you’ll be / such good friends / you don’t care’.2 Nye zegt eigenlijk: ‘Zullen we gewoon weer onze huizen en harten openstellen?’ Dan denk ik: ja, kom op!”
Poëzie op een kerk
Terwijl ze me lief vraagt of ik het niet te koud heb – zij wel; ze slaat even een sjaal om – vertelt deze negende Dichter des Vaderlands me over de filosoof Wittgenstein. “Die zei dat de beperking van je taal de beperking van je wereld is. Daarom begrijp ik niet dat sommige mensen weigeren de nieuwe voornaamwoorden te adopteren. Dan schep je een realiteit waarin die diversiteit niet bestaat, of erger: waarin die geweld wordt aangedaan. Als dichter voel ik de verantwoordelijkheid om de verbeelding te helpen keren, al is dat voor een deel gepraat achteraf. Ik denk er niet op voorhand over na, ik voel me gewoon aangetrokken tot een kwestie en laat er dan mijn licht over schijnen.”
Doet kanker dat proces sputteren?
“Het gaat intussen beter, maar de vermoeidheid heeft mijn poëtische concentratie weleens in de weg gezeten. Daarvoor moet ik mijn voelsprieten en hart openzetten, want gedichten zitten beslist niet alleen in wat we al weten of kennen. Meestal loop ik een tijdje rond in de gedachte waarvoor ik een specifieke taal zoek, een die anders resoneert. Als het er uiteindelijk staat zoals ik het wilde, voel ik iets van euforie.”
Nooit nerveus voor de ontvangst?
“Enkel als ik het gedicht nog niet op een podium heb gebracht, want daar gebeurt mijn ‘editing’. Soms vind ik het pas na zeven, acht keer puntig genoeg. Ik heb daarvoor het publiek nodig, hun blikken, de temperatuur van de zaal, kortom: de hele opsmuk.”
Maar sinds een zestal jaar publiceert u op papier. Hoe doet u dat dan?
“Papier is een andere klankkast, maar vraagt me ook: ‘Is dit precies wat je bedoelt?’, of ‘Is dit beeld niet geleend?’ In het begin moest ik wel een drempel over, hoor. Ik weet nog dat ik mijn eerste boekje in eigen beheer na een optreden zou verkopen, maar het terugpakte en snel wegfietste. Ik was duidelijk nog niet klaar om op nachtkastjes te gaan liggen.”
“Het voelde vooral raar dat ik er niet meer bij was om de gedichten te begeleiden, een beetje zoals ik moest wennen toen mijn zoon me niet altijd meer vertelde waar hij uithing. Maar het papier geeft me natuurlijk wel een veel groter bereik. Plots krijg ik foto’s van mijn poëzie op een kerk, of een filmpje van een bruidegom die een gedicht van mij voorleest op zijn huwelijk.”
Ik mag, ik mag!
Gons zweert zelf al jaren bij Audre Lordes gedicht ‘A Litany for Survival’ als richtsnoer in het leven. “Er zit een politieke laag in, maar ook levenswijsheid. We kunnen geen eisen stellen aan dit bestaan. Angst, imperfectie, verdriet: het hoort er allemaal bij. Maar als je je verwachtingen bijstelt, dan kun je geluk vinden, in de kieren en de gaten.”
Kunt u oprecht spreken van ‘geluk’ nu u in rouw en in herstel bent?
“Het feit dat mijn biologische vader deze zomer overleed en ik kort daarna mijn diagnose kreeg, volstond voor mensen om te zeggen dat 2023 ‘toch wel een afschuwelijk jaar’ voor mij was geweest. Maar eerlijk? Ik krijg dat niet over mijn lippen. Het verlies bracht me dichter bij familieleden en deed me zoeken naar woorden voor rouw, net zoals kanker me uitnodigde om mijn vocabulaire te herzien. Biopt, echo, punctie: vreselijke begrippen, maar ze deden mijn taal weer bewegen, en dat is toch wat mij bezighoudt.”
Kreeg u het dan nooit te kwaad?
“Natuurlijk wel. Voor de bestraling was ik erg bang, maar dan gingen mijn partner en ik gedichten vanbuiten leren, zodat ik daar tijdens behandelingen naartoe kon in mijn hoofd. ‘Eating Together’ van de Amerikaanse dichteres Kim Addonizio bijvoorbeeld. Daarin beschrijft ze onverbiddelijk, maar heel treffend, de aftakeling van een vriendin. Door mijn claustrofobie stond ik ook doodsangsten uit voor de MRI-scans, maar dan zat mijn lieve partner naast me en las poëzie voor zodra de machine even zweeg.”
Wat een bijzonder beeld.
“Zonder die man had ik het gewoon niet gered. Maar bijna even ontroerend vind ik alle kaartjes, boeken en bloemen die ik heb gekregen, met name tijdens de 1000 Dichters-tour – waar voor mij de echte poëzie bedreven werd: ‘down and dirty in the land’, voor, tussen en met de mensen. Wie in de zaal zat, kon zo het podium op en andersom. O, die ene vrouw zal ik nooit vergeten: nadat ze was aangekondigd, stak ze juichend haar armen in de lucht. Dat was zo eerlijk en juist; zo voelt het inderdaad in de coulissen: ik mag, ik mag! We moeten ons niet schamen, we moeten onszelf niet beteugelen, nee, we mogen verwoorden hoe we onze menselijkheid willen inrichten, ja, ook met een laagje glitter of kleur – waarom niet?”
Babs Gons
Spokenword-koningin Babs Gons (1971) groeide op in Nederland. Ze werkte in Barcelona en woonde in Brazilië tijdens haar studie Talen en Culturen van Latijns-Amerika. Daar en op reis in New York ontbrandde haar vuur voor spokenword-poëzie. Van 1998 tot 2008 organiseerde ze elke maand Palabras, een Amsterdams podium voor jonge schrijvers. In 2007 was ze mede-oprichter van Poetry Circle Nowhere, en in 2018 kreeg ze als performer en theatermaker de Black Achievement Award.
Gons’ bekroonde gedichten, zoals ‘Billenman vs Mensenvrouw’, krijgen sinds 2017 ook hun beslag op papier. De bundel Doe het toch maar (2021) en haar verzameling Parool-columns Alles wat je liefhebt wordt mooi (2022) bekoren een ruim publiek. Na een jaar als Vrije Schrijver aan de Vrije Universiteit in Amsterdam volgde in 2023 het voorlopige hoogtepunt: Gons werd benoemd tot Nederlands negende Dichter des Vaderlands. Eind mei ontvangt ze ook de Gouden Ganzenveer, een prijs die alleen belangrijke schrijvers toevalt.
1 ‘Ik denk dat het beter is dat in tijden als deze / De mond van een dichter zwijgt’
2 ‘De Arabieren zeiden altijd, / Als er een vreemdeling aan je deur verschijnt, / geef hem dan drie dagen te eten / voordat je vraagt wie hij is, / waar hij vandaan komt, / waar hij naartoe gaat. / Op die manier heeft hij kracht / genoeg om te antwoorden. / Of tegen die tijd zullen jullie / zulke goede vrienden zijn / dat het je niet uitmaakt’
Alsjeblieft!
Dit artikel uit het mei/juninummer (2024) van Onze Taal kreeg je cadeau.