In 1999 was onze grootste angst de ‘millenniumbug’: het idee dat alle computerprogramma’s in de soep zouden lopen zodra het jaartal met een 2 zou beginnen. Wisten wij veel welke dingen er zouden komen: het coronavirus, oorlogen – en Al Gore moest de wereld nog wakker schudden met zijn ‘ongemakkelijke waarheid’ over het klimaat.
En dan waren er nog al die talige ontwikkelingen. Toen we terugbladerden in bijna een halve meter aan Onze Taal-edities – van januari 2000 tot en met die van vorige maand – zagen we het allemaal voorbijkomen: een spellingoorlog die jarenlang woedde in de Lage Landen, het (uiteindelijk terzijde geschoven) plan om het Nederlands te verankeren in de Nederlandse grondwet, het woord vaccinatieangst dat al in de lijst met nieuwe woorden van 2009 stond. Maar in deze terugblik wilden we voorbij de waan van de dag. We gingen op zoek naar de grote maatschappelijke tendensen, die we ook terugzagen in de taal: de wens om niemand buiten te sluiten bijvoorbeeld, en de toenemende informalisering in de samenleving.
Sommige van die ontwikkelingen waren in vroegere jaargangen onderwerp van lezerspeilingen in de rubriek ‘Hom of kuit’ van Frank Jansen. Een aantal van die peilingen deden we opnieuw onder onze lezers. Er reageerden achttien mensen van onder de 25 jaar. De overige achthonderd deelnemers waren al geboren toen de nieuwe eeuw begon. Door alle antwoorden ontdekten we dat niet alleen de taal is veranderd, maar ook de manier waarop we ernaar kijken. Een balans van 25 jaar taal, in enkele grove streken.
De opmars van inclusieve taal
Het is nu moeilijk meer voor te stellen, maar een Onze Taal-columnist schreef in 2010 over het n-woord: “Een van mijn collega’s wees me erop dat dat heel denigrerend was. Ik had geen idee. Echt niet. Ik dacht dat negers zichzelf ook negers noemden, en bovendien wist ik niet hoe ik ze anders moest noemen.”
In de jaren erna werd iedereen rap bijgepraat over dit soort kwesties. Nadat Nederlandse musea in 2018 een gids hadden opgesteld met de titel Words Matter, en nadat de Black Lives Matter-beweging vanuit Amerika was opgekomen, kwam de zoektocht naar taal die niemand buitensluit in een stroomversnelling: zo werd de lettercombinatie lhbtqi steeds langer, begonnen we een beetje te wennen aan die en hen als genderneutrale voornaamwoorden en werden straten iets minder vaak genoemd naar witte mannen. We herhaalden een peiling over het woord negerzoen, uit 2006.
De emancipatie van het Belgisch-Nederlands
Generaties Vlaamse kinderen zijn in de vorige eeuw opgegroeid met een noordelijk afgesteld taalkompas, doordat in de klaslokalen woordjes als solden, hesp en op kot eruit gedrild werden (dat moest dan zijn: uitverkoop, ham en op kamers). Maar in het eerste kwart van de nieuwe eeuw veranderde dat. In 2003 stelde de Nederlandse Taalunie dat een standaardtaal ook voor een déél van het taalgebied kan gelden. Later volgden de woordenboeken van Prisma en Van Dale dit principe.
Woorden als kinesist, uit de biecht klappen en induffelen worden inmiddels niet meer gezien als regionale varianten, maar als “Belgisch-Nederlands”, oftewel: de standaardtaal in Vlaanderen. Kroelen, bittergarnituur en nokkievol zijn dan juist weer gelabeld met “Nederlands-Nederlands”: behorend tot de standaardtaal in Nederland.
Ook voor andere Nederlandstalige landen was er meer aandacht: zo werd Suriname in 2005 geassocieerd lid van de Nederlandse Taalunie. En Nederland onderkende in datzelfde jaar dat er in het koninkrijk meer talen belangrijk zijn: op Bonaire en Curaçao werd toen het Papiaments als officiële onderwijstaal erkend; Aruba volgde zeven jaar later. Begin 2024 kreeg het Papiaments op Bonaire een volwaardige erkenning als officiële taal.
Digitale media: slecht voor de taal?
Heel schattig, zo’n artikel uit 2000 over “De onstuimige opkomst van de elektronische post”, waarin de mores van het nieuwe medium werden uitgelegd. De auteurs ervan wisten natuurlijk niet wat ons allemaal te wachten stond: na mail en sms ook Hyves, Facebook, Twitter, WhatsApp en TikTok – en we zouden ons steeds meer verliezen in memes, emoji’s, verkortingen en Engelstalige trends.
Die digitale media boden allerlei creatieve mogelijkheden, en nooit eerder konden we zo makkelijk andere mensen bereiken met onze berichten. Maar het leidde ook tot nepnieuws, en tot het verwijt dat die ontwikkelingen ontlezing, verengelsing en een slechtere taalbeheersing zouden veroorzaken.
Dat gevoel van onheil is iets veranderd in de voorbije jaren.
Informalisering: minder u en meer gescheld
In 2001 verleidde Onze Taal zijn lezers om naar het taalcongres te komen met deze woorden: “Wilt u aan het congres deelnemen, stuur dan de ingevulde kaart zo spoedig mogelijk naar het genootschap.”
Voor het recentste congres – inmiddels een Taalfeest genoemd – luidde de oproep in het blad: “Hou je van taal? Dan is dit feest voor jou!” Ook bij het Genootschap Onze Taal werd taal kortom vlotter, korter en minder plechtig, en hoewel u nog de standaard is in het tijdschrift, klinkt je ook steeds vaker.
In de maatschappij sloeg die informalisering soms door naar verruwing. In 2004 werd er voor het eerst in de geschiedenis van het Nederlands betaald voetbal een wedstrijd gestaakt vanwege spreekkoren: supporters maakten de scheidsrechter uit voor ‘hoer’. En in 2007 begon Geert Wilders zich definitief te roeren door onder meer zijn opponenten “knettergek” te noemen. Met de opkomst van Twitter (later X) was het hek helemaal van de dam. In 2020 noemde de Vlaamse minister van Justitie Zuhal Demir de Gentse burgemeester Mathias De Clercq daar bijvoorbeeld een “stokende haatsmurf die alles op een familiaal schoteltje kreeg”.
Hongerig naar mooie woorden
Bij het terugbladeren in de archieven zagen we vooral tot en met 2010 een obsessie met lijstjes van mooie woorden. De start van het millennium nodigde kennelijk uit de stand van zaken op te maken en de woordenschat netjes te rangschikken. Dankzij de vele verkiezingen weten we nu wat het katholiekste woord is (zalig), het mooiste agrarische woord (boerenverstand), het mooiste Waddenwoord (zilt) en zelfs het mooiste woord ter wereld (yakamoz: een Turks woord voor ‘weerspiegeling van het maanlicht in het water’).
Net als vele organisaties wereldwijd kozen ook de leden van Onze Taal steevast hun woord van het jaar. Die zeiden dan wel iets over het jaar (weigerambtenaar, laadpaalklever, sjoemelsoftware), maar alle woorden bij elkaar karakteriseerden toch weer niet de voorbije 25 jaar. We vroegen onze lezers daarom welke woorden de eenentwintigste eeuw tot nu toe wél het meest hebben gekenmerkt. In de shortlist stonden woorden als boomer, bubbel, corona, euro, gender, (vlieg-/vlees-/bezorg-)schaamte, scrollen, viraal en woke. Maar dé woorden van de kwarteeuw zijn ...
Kaalslag in het taalonderwijs
Er werd veel gemopperd op het schoolvak Nederlands, dat door zijn saaiheid zó demotiverend zou zijn dat bijna niemand kiest voor de stúdie Nederlands. En door het lerarentekort dat op die manier ontstaat, zit het vak definitief in een neerwaartse spiraal. Er zijn lichtpuntjes: zo wordt er gebroed op een nieuwe invulling van het schoolvak – zowel in Nederland als in Vlaanderen.
Maar er zijn ook zorgwekkende geluiden, met name als het gaat om vreemdetalenstudies. Vooral in Nederland verdwijnen sommige kleine talen waarschijnlijk komend studiejaar van de universiteit, of ze gaan op in een brede studie, bijvoorbeeld door Chinees, Japans en Koreaans te laten opgaan in Aziëstudies. Al in 2009 werd erover gediscussieerd.
Meer Engels
In 2003 werd het debat rondom het Engels afgetrapt met het rapport Nederlands tenzij ..., waarin de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen stelde dat er in colleges alleen bij zwaarwegende argumenten op het Engels overgestapt mocht worden. Sindsdien is het gebruik van het Engels toegenomen: in de woordenschat, in het onderwijs, in het bedrijfsleven, in het straatbeeld en in de media – zowel in Nederland als in Vlaanderen. En dan de grote verrassing: in al die jaren hebben we nooit gepeild wat de lezers daarvan vonden. Dus daar beginnen we nu maar eens mee.
Invloedrijkste taalgebruikers
Wat zou de taal zijn zonder de mensen die zich ervoor inspanden? Marc van Oostendorp bijvoorbeeld: initiatiefnemer van en dagelijks auteur op Neerlandistiek.nl – en ook nog schrijver van vele artikelen en boeken over taal. Of Martine Tanghe, journalist, nieuwsanker en in alle opzichten een boegbeeld van verzorgde taal – in 2023 helaas overleden. En dan waren er nog al die columnisten, journalisten en/of boekschrijvers als Japke-d. Bouma, Ewoud Sanders, Gaston Dorren, Jan Hautekiet, Joke van Leeuwen, Joop van der Horst en Ludo Permentier. Maar tot de invloedrijkste taalgebruikers van de eeuw-tot-nu-toe zijn gekozen: Nicoline van der Sijs (3), Frits Spits (2) en de winnaar: Paulien Cornelisse.
Gevleugelde woorden
Talloze Vlamingen en Nederlanders hebben de voorbije 25 jaar uitspraken gedaan die zijn blijven rondzingen, zoals ‘Goeiemoggel’, ‘Ik heb er geen kracht meer voor’, ‘Ik moet just niks’ en ‘Watskeburt?!’ Maar de meest iconische kwamen volgens de lezers van Onze Taal uit de politiek:
Wat zal de komende 25 jaar de grootste invloed hebben op taal?
25 jaar geleden konden we nog niet voorzien dat er zoiets zou bestaan als sociale media, de enorme opmars van nepnieuws en de verdwijning van de negerzoen. Verandert taal de komende 25 jaar weer door iets wat we nu nog niet kennen? Niet per se, schatten Onze Taal-lezers in als we ze die stelling voorleggen. Wat er wel een rol gaat spelen? Een top-drie.
Alsjeblieft!
Dit artikel uit het januari/februarinummer (2025) van Onze Taal kreeg je cadeau.