“Een verhaal begint met onrust”
In Kroatië is de schrijver Manon Uphoff naar eigen zeggen een bescheidener en stiller mens. “En veel minder slim”, voegt ze toe. “Dat komt doordat ik maar heel weinig Kroatisch spreek.”
Uphoff heeft een huis in Kroatië – haar man is van oorsprong een Bosnische Kroaat – en daar verkeert ze nu een deel van het jaar. “Mijn ervaring daar laat zien hoe belangrijk het is dat je een taal hebt waarin je kunt uitdrukken wie je bent. Door mijn gebrekkige Kroatisch ben ik beperkt tot vriendelijk knikken en wat woordjes aan elkaar plakken.”
Uphoff debuteerde in 1995 en heeft sindsdien een rijk oeuvre opgebouwd van vooral verhalen, essays en romans, maar ook van beeldende kunst. Haar ervaring in Kroatië illustreert voor haar hoezeer taal een rol speelt bij het bepalen van je identiteit. In haar werk zoekt Uphoff dan ook altijd naar taal voor verzwegen geschiedenissen van bijvoorbeeld jonge meisjes, van wie de stem niet mag klinken omdat die ordinair zou zijn, of van vluchtelingen die de taal van hun nieuwe thuisland nét niet helemaal beheersen.
Haar recentste roman, Vallen is als vliegen, spant wat dat betreft de kroon, omdat die een groot taboe doorbreekt – het boek beschrijft de ervaringen van een vrouw die als klein kind misbruikt is door haar intelligente en artistieke vader. Dat levert een taal op die heen en weer springt tussen de zogeheten ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur, en waarin de verteller soms heel dicht bij haar personages komt en ze dan weer bespot. Geraffineerd taalgevoel gaat in die roman samen met sympathie voor wie zich niet kan uitdrukken.
Bij mij thuis werden twee verschillende soorten Nederlands gesproken.
Eerst in het Engels
Opvallend genoeg schrijft Uphoff haar werk in eerste instantie in het Engels. “Dat heb ik vanaf mijn eerste boek zo gedaan, en die techniek heb ik in de loop van de jaren steeds verder ontwikkeld. Die Engelse aantekeningen gaan dan over de structuur van het verhaal – maar ik schrijf ook al wel opzetjes voor zinnen en alinea’s. Het gaat daarbij dan echt om míjn Engels, vol fouten en verhaspelingen – niet bedoeld voor publicatie.”
Volgens sommige wetenschappers kun je tot rationelere oplossingen komen als je in een vreemde taal nadenkt over een probleem. Is het zoiets?
“Ik zou lekenpsychologie op mezelf moeten toepassen voor het antwoord. Ik heb juist het idee dat ik in het Engels rechtstreekser bij bepaalde emoties kan komen. Misschien heeft dat te maken met de manier waarop mijn Nederlands van huis uit gevormd is.”
“Bij mij thuis werden twee verschillende soorten Nederlands gesproken. Enerzijds was er de literaire taal. Dat was een zorgvuldig Nederlands, de taal van mijn vader – een welbespraakte en belezen man – en van de boeken die bij hem in de kast stonden. Mijn moeder en haar oudste dochters, mijn halfzussen, brachten een heel ander Nederlands ons gezin binnen: plat-Utrechts. Mijn moeder had weliswaar keurig ‘Algemeen Beschaafd Nederlands’ geleerd, maar als ze emotioneel werd, kwam er een heel andere, volkse taal uit haar mond.”
“Mijn hele schrijversleven heb ik een gevecht geleverd om uit te vinden wiens taal ertoe deed. Het was duidelijk dat de taal van mijn vader hoger aangeschreven stond, zeker als je ging schrijven. Iets soortgelijks gold voor vreemde talen: daarvan waren sommige ook aanvaardbaarder dan andere. Mijn moeder gebruikte soms Jiddische woorden, die ze had opgepikt bij een gezin dat ze voor de oorlog had geholpen. Mijn intellectuele, katholieke vader kon daarentegen luid Latijn of Frans declamerend de trap af komen: dat waren ‘hoge’ talen. En al het andere moest worden weggedrukt.”
Tasten en zoeken
“Het Engels heb ik, denk ik, nodig om – deels onbewust – een beetje op afstand te komen van die hoge en die lage talen. Ik spreek die taal niet goed genoeg om er allerlei registers in te kunnen onderscheiden of er subtiliteiten in te kunnen uitdrukken. Mijn vader sprak trouwens ook geen woord Engels, dus ook wat dat betreft is het een neutrale taal.”
Zo’n aanpak heeft ook als voordeel dat je in het Engels eerst kunt nadenken over de structuur van het verhaal, en er daarna precies de goede woorden bij kunt zoeken in het Nederlands.
“Ja, als ik eenmaal in het Nederlands bezig ben, kan ik echt tasten en zoeken: welke kant gaat het op? Zet ik hier de klassieke taal in van de kunst en de literatuur, of de taal van de straat? Die keuzes kan ik in een andere taal uitstellen.”
“Mijn Engels is natuurlijk vooral een taal die ik ken uit de literatuur en in die zin is het misschien ook wel een literaire taal. Maar omdat ik minder vergelijkingsmateriaal heb, vóélt het completer – veiliger ook: in het Engels ben ik nog duidelijk bezig met de kladversie; ik zou nooit een heel boek in het Engels kunnen schrijven.”
Waar begint voor u het schrijven van een roman of een verhaal?
“Het begint altijd met onrust. Ik ervaar iets in de wereld en ik voel dat er een bepaalde vorm aan gegeven kan worden, maar ik zie die vorm nog niet: er hangt nog een mist omheen. Ik wil dan door die mist heen dringen. Ik kan soms niet rusten voor ik die vorm goed begrijp. En als dat gevoel mijn dagelijks leven begint te verstoren, begin ik te schrijven.”
Dat klinkt alsof u in eerste instantie voor uzelf schrijft. Toch begint Vallen is als vliegen met de aanhef “Lezer”.
“De lezer komt er in mijn gedachten bij zodra ik begin te schrijven. Ik kan me geen verhaal voorstellen zonder lezer. Het is als met muziek: die is bedoeld om gehoord te worden.”
Taboes
“Verhalen wortelen in de orale cultuur. ‘Vertellen’ is voor mij altijd een vorm van contact geweest, een ‘vertellen aan’. Dat gold voor ons allemaal, binnen het grote gezin waarin ik ben opgegroeid. Het leven was bij ons één onafgebroken stroom van verhalen: tijdens het eten of als we als kinderen ’s avonds bij elkaar in bed kropen, we kletsten overal over.”
“Maar op een bepaald moment ontdek je ineens dat sommige verhalen toch níét worden verteld, zelfs al is iedereen voortdurend aan het praten. Dat er taboes zijn, en dat de communicatie soms wordt gedempt en tegengehouden omdat er kennelijk dingen zijn die niet mogen worden verteld. Ook dat wakkert bij mij de onrust aan: er bestaat kennelijk iets wat er niet mocht zijn. Hoe zou dat eruitzien?”
“Ik wil dan niets liever dan dat soort verhalen toch vormgeven: een stem en een taal vinden om de geschiedenissen te vertellen. De belangrijkste verhalen zijn die waarvan mensen liever niet willen dat je ze vertelt.”
Het bekendste boek waarin Uphoff zo’n taboe doorbreekt, is Vallen is als vliegen. Daarin misbruikt een vader zijn vier dochters, onder wie de ik-figuur. Zij omschrijft hoe haar vader soms van gedaante verwisselt: “Een kille tochtvlaag, een uiterst dun reepje licht dat verdween en eveneens oploste, en entree de Minotaurus.” Dat mythologische wezen, met de kop van een stier en het lichaam van een man, trekt in de roman zijn dochters een voor een het labyrint in. Buiten die duistere, mythische wereld is er het leven van alledag. Daar wijdt de vader de ik-persoon in in de kunst en literatuur. “Ik werd niet vernederd”, zegt de hoofdpersoon, “ik werd tot vlamhete zonnekoningin gemaakt! Tegen iedereen die met minachting praat over de positie waartoe ik was uitverkoren roep ik: ‘Laster!’, en die bespuug ik: ‘Laster!’”
Je zou ook voor journalistiek kunnen kiezen om verdrukten een stem te geven.
“Inderdaad, maar dat werkt dan toch niet voor mij. De journalistieke taal heeft voor mij te veel beperkingen – je zit altijd vast aan vaste vormen van vertellen. Als je de taal goed gebruikt, kun je in literatuur zó dicht bij een gevoel komen dat je ook minder zwart-wit gaat nadenken over morele kwesties. Zodat je kunt laten zien dat de zogenaamd duistere gedachtewereld van je personages toch ook lichte plekken bevat.”
Er is niets waarover we niet kunnen schrijven.
Personages
“Schrijven is voor mij ruimte scheppen. We hebben als mensen de mogelijkheid gekregen om moeiteloos naar het verleden te reizen, en ook over de toekomst na te denken. Er is niets waarover we niet kunnen schrijven of denken. En we kunnen vervolgens ook weer nadenken over de implicaties van wat we hebben bedacht. Wij mensen hebben de mogelijkheid om alles te onderzoeken, om schoonheid aan te brengen waar die niet is, om te ontsnappen aan het vreselijke, maar dat vreselijke ook weer te beschouwen. Dat is een taak van de literatuur.”
Als het verhaal er eenmaal staat, de ruimte is geschapen, moet je stilistische keuzes maken: welke woorden gebruik je en hoe rijg je die aaneen tot zinnen? Hoe maakt u zulke keuzes?
“Veel van de taal wordt me aangereikt door de personages. Ik modelleer hun taalgebruik dan op dat van mensen die ik ken, en vraag me af: hoe zou die-en-die dat zeggen? Ik heb vaak geschreven over mensen – veelal mannen – die zich niet kúnnen uitdrukken, bijvoorbeeld omdat ze hun emoties onderdrukken in een bijna fascistoïde beheersing, en over vrouwen die zich niet mógen uitdrukken, van wie de stem heel lang onderdrukt is (‘Dat mag je niet zeggen, dat is ordinair, houd je mond’) en die dan ineens uitbarsten in een vreselijke stortvloed aan woorden. Dat is ook fijn om te schrijven, zo’n braakbal van woorden. Aan ieder personage hangt zo bijna vanzelf een eigen toon.”
Gruwelijke verhaal
Hoe zit dat met de vertelstem, degene die het verhaal of de roman vertelt?
“Bij het schrijven van Vallen is als vliegen liep ik daarop vast. Hoe moest ik dat gruwelijke verhaal vertellen? Ik had al vele pagina’s geschreven en daarop klonken allerlei stemmen: die van het kleine meisje dat nauwelijks over voldoende taal beschikte én die van de eloquente vader, die van de oudere zussen en die van de moeder. Hoe kon ik die ooit met elkaar verbinden? Op een bepaald moment dacht ik: ik gooi het weg, hier is geen chocola van te maken.”
“Ik had een verteller nodig, iemand die het verhaal aanbood aan de lezer, en die een synthese kon maken. Iemand die de lezer aan de hand mee kon nemen, het gruwelijke verhaal in. Die niet alleen maar vanuit de hoogte op het verhaal neerkeek, maar die ook meedeed en zich vrij kon bewegen, als een camera die je in de hand houdt – soms toont die een strak totaalbeeld en soms beweegt die schokkend mee met het verhaal.”
“Ik ben eindeloos teruggegaan naar mijn openingszin om eraan te blijven schaven [‘Lezer, ik wilde dit verhaal niet vertellen’ – MvO]. Ik dacht: het is niet normaal om dat te doen, terwijl het verhaal eigenlijk al geschreven is. Maar ik wist ook dat alles op zijn plaats zou vallen als het begin lukte.”
En het lukte Uphoff: korte, alledaagse zinnen worden afgewisseld met lange constructies vol verwijzingen naar bijvoorbeeld natuurkunde en literatuurgeschiedenis.
“Als je zo’n stem hebt, komen vorm en inhoud echt bij elkaar: hier klinkt iemand die eindelijk mag vertellen, bijna koortsachtig. Je kunt dan niet meer zeggen: ‘Dat is echt een mooi verhaal, goed gecomponeerd, fraaie zinnen’, zonder dat je het over de inhoud moet hebben. Een verhaal is voor mij geslaagd als de structuur en de toon absoluut onontkoombaar zijn om dit specifieke verhaal te kunnen vertellen.”
“Ik denk dat ik met Vallen is als vliegen een doorbraak heb bereikt, die ik ook kan inzetten voor toekomstig werk. Of me dat gelukt is, moet de lezer natuurlijk beoordelen als mijn volgende boek verschijnt.”
Vallen is als vliegen: de eerste zinnenLezer, Zo ver als mijn geheugen teruggaat hou ik al van het verhaal en heb ik gehunkerd naar de vertelling met een honger die het gewone, normale ver oversteeg, en met een speciaal oog, oor en neus voor de tragedie. Dan trappelde en snoof ik als een paard ... nieuwsgierig, verheugd. |
Manon Uphoff
Manon Uphoff (1962) is een schrijver van vooral verhalen en romans. Ze debuteerde in 1995 met de veelgeprezen verhalenbundel Begeerte en publiceerde sindsdien nog tal van novellen, verhalen- en essaybundels, en de romans Gemis (1997), Koudvuur (2005), De spelers (2009) en Vallen is als vliegen (2019). Ook schreef ze scenario’s, een smartlap (samen met Maarten van Roozendaal) en een oratorium (over Sweelinck). Haar eerstvolgende verhalenbundel, Ziel, kom terug, komt (hopelijk) later dit jaar uit bij uitgeverij Querido. Vorig jaar had ze als beeldend kunstenaar een tentoonstelling in het Centraal Museum.
Hiernaast is Uphoff op allerlei andere manieren actief in het literaire leven. Ze was onder meer bestuurslid van PEN Nederland en de Maatschappij der Nederlandse Letteren, en ze heeft samen met haar dochter Iris van Vliet een bedrijf dat onder meer schrijfcursussen verzorgt. De laatste jaren is Uphoff ook een prominent lid van Fixdit, een collectief dat zich inzet voor evenwichtiger aandacht voor het werk van vrouwen in de Nederlandse literatuur.
Alsjeblieft!
Dit artikel uit het januari/februarinummer (2024) van Onze Taal kreeg je cadeau.