Lucas van der Deijl over de toegankelijkheid van wetenschappelijke kennis en het Onze Taal-congres
Lucas van der Deijl, universitair docent oudere letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen, wordt tijdens het Onze Taal-congres geïnterviewd over hoe hij jongeren enthousiast maakt voor wetenschap. In zijn proefschrift verdiepte hij zich ook al in het toegankelijker maken van kennis, maar dan in een ander tijdperk.
Emma Kerssemeeckers Inge Hoogland“In mijn promotieonderzoek stelde ik de vraag: waarom werden in de zeventiende eeuw ingewikkelde filosofische teksten van denkers als Descartes en Spinoza massaal vertaald naar het Nederlands? Geleerden lazen de werken in de oorspronkelijke taal, het Latijn. Waarom hadden niet-geleerden de behoefte om die filosofische teksten te lezen?
Dat had voornamelijk te maken met de discussies over het geloof die in die tijd in Nederland woedden. Passages uit deze filosofische teksten werden gebruikt om standpunten te onderbouwen.
De vertalers deden overigens meer dan alleen die teksten vertalen. Ze waren tegelijkertijd ook bezig met een filosofische discussie over taal zelf. Geschreven taal werd in die tijd gezien als een mogelijk onbetrouwbaar medium voor het verspreiden van kennis, omdat men tekst op verschillende manieren kan interpreteren. De vertalers probeerden hieromheen te werken door bijvoorbeeld leenwoorden en slecht ingeburgerde begrippen te vermijden.
We hebben vandaag de dag nog steeds te maken met een discussie over de toegankelijkheid van wetenschappelijke kennis. Tegenwoordig is het niet meer het Latijn, maar het Engels dat deze sector domineert. Deze discussie speelt ook op politiek niveau: moeten we ons onderwijs wel in het Engels aanbieden? Zorgt dat niet voor een nieuwe klassenverdeling, waarbij de hoogopgeleide laag van de samenleving geschoold is in het Engels, terwijl een grote groep Nederlanders die kennis en internationale vaardigheden niet bezit? Dit zijn allemaal onderwerpen die mij interesseren.”