Kristel Doreleijers over taalverandering, dialecten en het Onze Taal-congres
Kristel Doreleijers is werkzaam als promovenda taalkunde bij Tilburg University en het Meertens Instituut. Haar onderzoek gaat over taalverandering in het Nederlands en de dialecten van Noord-Brabant. Hoe is haar interesse in taalkunde begonnen, en wat houdt haar onderzoek precies in?
Emma Kerssemeeckers“Ik vond schrijven op de middelbare school erg leuk, maar ik had nog niet gedacht aan Nederlands als vervolgopleiding. Ik was in die tijd heel erg druk met topsport, zwemmen om precies te zijn.
Uiteindelijk heb ik me toch ingeschreven voor de studie Nederlands en daar ontdekte ik taalkunde. Ik merkte al snel dat daar mijn interesse lag, en dan met name bij taalvariatie en taalverandering: Hoe komt het dat taal verandert? En hoe komt het dat sommige mensen zich daar zo aan kunnen ergeren, terwijl het eigenlijk iets is van alle tijden?
Vaak vindt onderzoek naar taalverandering plaats als de verandering al geweest is. Vroeger en nu worden met elkaar vergeleken. Maar de taalverandering waar mijn promotieonderzoek over gaat, speelt zich nu af.
Ik bestudeer namelijk hoe de aanduiding voor woordgeslacht varieert in het Nederlands en in de dialecten van Noord-Brabant. In het Nederlands heb je de lidwoorden ‘de’, ‘het’ en ‘een’, maar in het Brabants zijn meer variaties hierop te vinden. Zo krijgen mannelijke zelfstandige naamwoorden een extra markering op het lidwoord, dus je hebt het niet over ‘un hond’, maar over ‘unnen hond’. Dit soort regels worden nauw gevolgd door oudere generaties dialectsprekers, maar niet door jongeren. Zij zeggen bijvoorbeeld ‘unnenen hond’. Hoe komt dat? Hebben zij geen besef meer van die grammaticale regels of wijken ze daar bewust van af?
Het dialect is voor veel mensen heel waardevol. Het is een vorm van immaterieel erfgoed. Het draagt bij aan de verbondenheid binnen de regio. Mensen zijn er trots op, het voelt vertrouwd. Ik vind het dan ook heel belangrijk dat hier aandacht voor is.”