Pleonasmen
Wat hebben deze zinnen met elkaar te maken?
*
- We wandelden die winterdag naar huis terwijl dikke witte sneeuwvlokken op ons neerdwarrelden.
- De herfstblaadjes vielen ineens allemaal omlaag door de plotselinge windvlaag.
- Die lentedag genoten we van de bloeiende bloesem en de jonge kuikentjes die lekker vrij aan het rondscharrelen waren.
- De warme zon zorgde die zomerdag voor topdrukte op het strand en in de zoute zee.
*
Behalve dat ze over de seizoenen gaan, zitten er in iedere zin één of meer pleonasmen verstopt. Iets is een pleonasme als je een eigenschap die al aan een woord verbonden is, nog een keer benoemt met een ander woord. Een houten boomstam is dus een pleonasme omdat een boomstam altijd van hout is en het dus onnodig is dat te benoemen. Een houten ladder is géén pleonasme, omdat een ladder van allerlei materialen gemaakt kan zijn en het dus extra informatie geeft als je dat benoemt.
Een pleonasme is niet altijd een fout; je kunt er soms extra nadruk mee geven. In gedichten kun je pleonasmen ook expres gebruiken om een bepaald gevoel of beeld te versterken. ‘Ze zaten bij het warme brandende vuur’, voelt bijvoorbeeld toch wat gezelliger dan ‘ze zaten bij het vuur’. En bij ‘ik liep door de vochtige koele mist’, krijg je meer een beeld dan bij ‘ik liep door de mist’
Nog wat voorbeelden van pleonasmen:
- de natte regen
- een wereldwijde pandemie
- een gratis cadeau
- de oude bejaarde
- omhoog stijgen
- iets opnieuw herhalen
- de vrouwelijke lerares
- de aanwezige toeschouwers
- het rode bloed
- de ronde cirkel
- de vieze stank
Kun je nu de pleonasmen in de vier voorbeeldzinnen vinden? Het zijn er in totaal 7. Onderin vind je de antwoorden.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Antwoorden: witte sneeuwvlokken, omlaag vallen, bloeiende bloesem, jonge kuikentjes, vrij rondscharrelen, warme zon, zoute zee