Wie schrijft het beste essay over de Nederlandse taal? Degene die dat voor elkaar krijgt, wint de Elise Mathilde-prijs, een initiatief van een aantal gerenommeerde organisaties, waaronder het Elise Mathilde Fonds. Dat fonds stelt ook de prijs ter beschikking, een bedrag van € 10.000,–. Het winnende essay wordt bovendien gepubliceerd in het tijdschrift Onze Taal en op de websites van de mede-organisatoren van de prijs.
Nederlands in kosmopolitisch perspectief
De in het Nederlands geschreven inzending mag maximaal 2000 woorden omvatten en moet aanhaken bij het thema ‘Nederlands in kosmopolitisch perspectief’. De jury kijkt uit naar vlotgeschreven, overtuigende en goed onderbouwde stukken over dit onderwerp. Iedereen kan meedoen; uw inzending is uiterlijk 1 maart 2019 welkom via mnl@library.leidenuniv.nl.
De jury die de inzendingen beoordeelt, wordt gevormd door afgevaardigden van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en het Genootschap Onze Taal.
Over de Elise Mathilde-prijs
De Elise Mathilde-prijs is genoemd naar Elise Mathilde van Beuningen (1890-1941), die haar vermogen naliet aan de door haar opgerichte Stichting Elise Mathilde Fonds. De prijs is een initiatief van de stichting in samenwerking met de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap en het Genootschap Onze Taal. Het overkoepelende thema van de prijs is ‘De eigen natie in kosmopolitisch perspectief’, waarbij beurtelings de Nederlandse letterkunde, taalkunde en geschiedenis centraal staan. De prijs werd in 2018 voor het eerst uitgereikt aan Fien Veldman, voor een opstel over een letterkundig onderwerp.
Wilt u een reactie plaatsen? Accepteer dan eerst onze cookies.
Reacties Er zijn 2 reacties
Eric de Brabander
Beste Sidney.
Wat een lulkoek. In het Engels ‘bullshit’, een woord dat in Nederland zo ingeburgerd is dat zelfs lager opgeleiden dit niet ervaren als ‘onduidelijke begripsvorming’. Taal is niet statisch, dat zal je met me eens zijn. De dynamiek wordt zowel vanbinnen als vanbuiten de landsgrenzen beinvloed. Het is in mijn ogen niet cruciaal, maar eerder provinciaals als ‘autochtone Nederlanders’ zich verplicht voelen zachte maatregelen te nemen om ‘vertroebelingseffecten’ te voorkomen. Zoiets als de Zwarte Pietendiscussie. Een kinderfeestje toch? Te provinciaals om ze groen te schilderen.
Ik ben Curacaoenaar. Wij spreken Papiaments, een van de drie officiele talen van het Koninkrijk der Nederlanden. Een taal die ook zijn invloed doet gelden op de dynamiek van de Nederlandse taal.
Wat zijn ‘autochtone’ Nederlanders eigenlijk? Witte mensen die onvervuild Nederlands spreken en tussen Maastricht en Groningen wonen?
Eric de Brabander
Sydney de Breet
Ter voorkoming van achteruitgang in kwaliteit, ter voorkoming van vertroebelingseffecten en ter instanthouding van de nederlandse taal is cruciaal zijn wij als autochtone nederlanders verplicht om enkele zachte maatregelen te nemen. Dit omdat onze taal onlosmakelijk verbonden is met ons nederlandse achtergrond en gewoontes, zeg maar met ons cultuur.
Door onze huidige behoefte, dat overigens al decennia speelt, om alsmaar iets ‘nieuws’ en ‘moderns’ te bedenken en aan onze taal toe te voegen, gaan wij bij elk nieuw woord steeds weer een stapje achteruit. Weg eigen taal, weg eigen culturele invoelingsvermogen en weg intermenselijke nationale gevoelens. Dat is allemaal niet fataal als wij ons maar goed realiseren dat het een onomkeerbaar proces wordt.
Door invloeden van de hoger opgeleiden die vaak en in eerste instantie hun middelbaar geschoolde engels ten behoeve van hun engelstalige studiemateriaal willen trainen en dat logischerwijze in hun studieprocessen en verdere carrières trachten uit te dragen, beInvloeden zij de lager geschoolden en het volk. Al tijdens hun studie gaat men het engels en frans veelal als eigen voertaal bezigen. Daar zijn die studenten én docenten én professoren natuurlijk in persoonlijke zin ook erg trots op. Dat schept een ‘intellectuele’ band, onderlinge herkenning dat men ook ‘geleerd’ is. Dat impliceert dat het grootste deel van de lager opgeleiden en het nederlandse schrijfvolk geleidelijk een nogal onduidelijke begripsvormingen van het nederlands overdragen. Dit gaat intensief gepaard met het beeld van steeds frequenter naar woordenboeken grijpende correspondenten, én studenten en docenten, én lager opgeleiden. Die laatsten wordt het op een gegeven moment allemaal teveel, zodanig dat velen van deze groep gefrustreerd raken, het opgeven, en hun heil zoeken in een lagere opleidings- en arbeidsniveau .
Met het voorgaande is niets mis mee hoor. Wel moet hoog, laag of zelfs geen, het engels en natuurlijk ook het frans die immers veel van elkaar weg hebben en waarmee wij in historische perspectief verbonden zijn, secundair blijven zien ten opzichte van het nederlands. Ken je jouw nederlands niet al te goed, hoe moet je dan in godsnaam ook je andere gebezigde talen wél goed kennen. Dat is mogelijk maar dan meestal ten nadeel van het nederlands! Hoe ondenkbaar ook, wij beseffen soms maar al te weinig dat er binnen 100 jaar een moment komt dat binnen de EU dezelfde taalproblematiek kan en zal opspelen tussen de landen Duitsland, Frankrijk, Engeland, Italië en Spanje.
Dat is juist wat we niet willen; Deintegratie van ons excellente eigen taaltje, waarin we ons onderling herkenbaar en verstaanbaar maken én waarin we ons zeker erg prima voelen…
Sydney de Breet