Page 5 - OnzeTaal_nov2020_HR
P. 5

NETWERK                                          en formeler te werk gaan. Bij een vraag via WhatsApp
            “We begonnen de TAD in 1985 als een voorziening om de   kun je mensen sneller helpen. Vooral als ik bijvoorbeeld
            redactie te ontlasten”, vertelt Peter Smulders, de eerste   heel veel ander werk heb liggen, is het fijn om wat vra-
            taaladviseur en tot 2017 directeur van het genootschap.   gen te krijgen die vaker worden gesteld en dus minder
            “Er was één redacteur, Jan Renkema, en die moest tus-  tijd kosten – moet ik verdergaan nu los of aan elkaar
            sen de bedrijven door ook de vragen van lezers en leden   schrijven?”
            beantwoorden. Ik kwam eerst stage lopen en werd uit-     Kiezebrink vindt dan weer die vragen het leukst waar-
            eindelijk aangenomen om een paar dagen per week in   over hij kan meedenken. “Iemand belde om te vragen of
            een steenkoud kantoor naast de telefoon te zitten. Als   de zin ‘Ik schrijf het bureau van deze klant uit uit het
            mensen op andere dagen belden, schreef de secretaresse   register’ correct was. Dat is hij wel, maar hij is natuurlijk
            van het genootschap, Riet van der Laan, hun vragen op   niet elegant, met twee keer uit en een groot aantal woor-
            een briefje en zodra ik er was, probeerde ik die dan te    den tussen schrijf en uit. Dan vind ik het aardig om sa-
            beantwoorden.”                                   men te proberen een betere formulering te vinden. In
               Smulders ging op zoek naar mensen die hij kon bellen   plaats van uitschrijven kun je ook schrappen gebruiken.”
            als hij er niet uit kwam. Een centrale man in dat netwerk
            werd de gepensioneerde Tilburgse neerlandicus Wil    ANDERHALF
            Sterenborg (1923-2019), die jarenlang als vrijwilliger   Ook vaste vragenstellers vertellen dat ze het leuk vinden
            voor de Taaladviesdienst werkte. “Zijn antwoorden op   om met de taaladviseurs te sparren. Charlotte Journée
            vragen waren vaak eigenlijk veel te uitvoerig voor de   werkt als tekstredacteur onder andere voor educatieve
            vragensteller”, herinnert Smulders zich. “Heel gedetail-  uitgeverijen. Ze belt de Taaladviesdienst meestal met
            leerde taalkundige verklaringen in een pietepeuterig   ingewikkelde problemen die ze tijdens haar werk tegen-
            schrijfmachinelettertje.”                        komt. “Dan heeft de auteur het in een wiskundeboek
                                                             over ‘een grafiek bij een formule’ en vraag ik me ineens
            TAAIE KOST                                       af of dat wel correct is, en of daar niet moet staan: ‘een
            In de jaren tachtig en negentig professionaliseerde de   grafiek die bij een formule hoort’. Ik heb dan geen colle-
            Taaladviesdienst snel. Onze Taal verhuisde naar een   ga’s om dat eens uit te pluizen en dan is het heel fijn dat
            pand met aangenamere verwarming en er kwamen meer   de Taaladviesdienst er is. Ik bel ze al achtentwintig jaar
            taaladviseurs in dienst, die gaandeweg de beschikking   met enige regelmaat en heb veel van ze geleerd.”
            kregen over een uitgebreide bibliotheek met naslagwer-     In de loop van de decennia zijn veel vragen hetzelfde
            ken. De telefoonlijn was de hele dag open; er werd voort-  gebleven – vragen over hun en hen of ‘het boek dat/wat
            durend gebeld. Ondertussen kwamen de eerste vragen   ik gelezen heb’ zijn van alle tijden – maar er is ook wel
            ook via e-mail binnen. “Ik werd in 1998 aangenomen
            omdat het toenmalige team van drie taaladviseurs te
            klein werd”, herinnert Rutger Kiezebrink (1973) zich.   “Er komen nu meer vragen
            Hoewel hij zich tijdens zijn studie had gespecialiseerd in
            de combinatie van taalwetenschap en informatica, bleek   van mensen die Nederlandse
            hij geboren voor het taaladviseurschap. “Ik had al een
            brief met een aanbod van een IT-bedrijf liggen toen ik    les aan buitenlanders geven.”
            op de vacature reageerde, maar die heb ik weggegooid.”
               “Ik kende het genootschap al wel, want Onze Taal
            werd bij ons thuis vroeger ook al gelezen”, zegt Kieze-  wat veranderd. “Mensen kunnen sommige dingen ook
            brink. “Naar mijn idee werkten er allemaal uiterst ge-  gemakkelijker opzoeken”, zegt Van Os. “Er komen nu
            leerde en intelligente mensen. Ik had nooit bedacht dat   meer vragen van mensen die Nederlandse les aan bui-
            ik er een van zou kunnen zijn.” Hij vond er snel zijn   tenlanders geven”, vult Kiezebrink aan. “Dan komt een
            draai, en werd bijvoorbeeld al gauw verantwoordelijk   van hun cursisten met de vraag waarom we in het Ne-
            voor de adviesrubriek in het tijdschrift, ‘Vraag en ant-  derlands eigenlijk anderhalf zeggen in plaats van één en
            woord’ (tegenwoordig ‘Taalloket’). Kiezebrink: “Ik heb   een half. Zo’n cursusleider weet het zelf niet, kan het
            onlangs nog wat oude afleveringen doorgelezen. Wat   ook zo snel niet vinden en komt dan bij ons uit.” (Het
            waren die lang! En vaak bestonden ze ook nog eens uit   antwoord is overigens dat anderhalf een oud woord is dat
            opsommingen van wat allerlei bronnen van een onder-  in gebruik is gebleven. Ander betekent hierin ‘tweede’;
            werp vonden: Koenen zegt dit en de Schrijfwijzer zegt dat.   anderhalf is ‘(één en) nog een tweede half’.)  
            Taaie kost. Nu doen we dat allemaal wat beknopter.”
            UITSCHRIJVEN
            Inmiddels is Kiezebrink onder meer de hoofdverant-                                              Foto: Bart Grietens
            woordelijke voor het Twitter-account van het genoot-
            schap. “Ik zie dat hij soms om middernacht nog een
            taalvraag beantwoordt”, zegt zijn collega Lydeke van
            Os. “Mensen denken misschien dat wij een heel grote
            dienst zijn, altijd in touw. Maar wij zijn een klein team,
            met bevlogen adviseurs.”
               Zelf begon zij tien jaar geleden bij het genootschap;                                              ONZE TAAL 2020  —  11
            eerst werkte ze voor de redactie,  daarna ging ze naar
            de Taaladviesdienst. Misschien omdat ze de jongste taal-
            adviseur is (“Ik ben van 1986, dus de enige die de oprich-
            ting van de TAD niet heeft meegemaakt, haha”), heeft
            ze een voorkeur voor de vragen die via de sociale media
            of WhatsApp binnenkomen. “Zo’n vraag kun je meteen
            beantwoorden. In e-mails moet je toch wat uitgebreider   Taaladviseur Tamara Mewe.                   5
   1   2   3   4   5   6   7   8   9   10