Het meest uitgeleende Nederlandse woord

Het Nederlands is een relatief kleine taal, maar heeft door de eeuwen heen wereldwijd veel invloed gehad. Door contact tussen volken, bijvoorbeeld door handel, kolonisatie en scheepvaart, zijn veel Nederlandse woorden in andere talen terechtgekomen, of via andere volkeren weer doorgegeven. Dit noemen we uitleenwoorden.
Het overnemen van woorden uit een andere taal is niets nieuws. De oudst bekende Nederlandse uitleningen zijn zo’n 300 woorden die al in de Middeleeuwen door het Frans uit het Oudnederlands zijn overgenomen, zoals bijvoorbeeld:
- vouwstoel (opvouwbare stoel) → fauteuil
- want (handschoen zonder vingers) → gant
- broeien (heet worden) → brouir
Het jongste succesvolle uitleenwoord is klapschaats, dat werd overgenomen door 9 talen, waaronder het Engels (klapskate), Noors (klappskøyte), Zweeds (klappskridsko) en Japans (kurappusukaatsu). Maar welk Nederlandse woord is nou het meeste uitgeleend?
In het Uitleenwoordenboek van Nicoline van der Sijs (2006) staan veel kandidaten:
- bakboord → 21 talen, bijvoorbeeld bagbord (Deens), Backbord (Duits), bakburta (Pools)
- matroos → 38 talen, bijvoorbeeld matroz (Servisch), matros (Papiaments)
- sloep → 35 talen, bijvoorbeeld slup (Zweeds), slúppa (IJslands), sljupka (Russisch)
De relatie met zee en scheepvaart in deze woorden is niet toevallig, want in de zeventiende en achttiende eeuw was Nederland een wereldmacht op zee, waardoor veel Nederlandse maritieme woorden in andere talen terechtkwamen.
Uit onderzoek van Nicoline van der Sijs (Nederlandse woorden wereldwijd, 2010) bleek echter dat baas het meest uitgeleende Nederlandse woord is. Dit woord is door wel 57 talen(!) overgenomen, waaronder:
Deens (bas), Duits (baas), Engels (boss), Grieks (mpos), Italiaans (boss), Indonesisch (bos), Jakartaans-Maleis (bas), Japans (ボス ‘bosu’), Papiaments (bas), Russisch (босс ‘boss’), Sranantongo (basi) en nog veel meer.
De grote verspreiding van baas in andere talen is direct verbonden met het Nederlandse koloniale verleden. In de zeventiende eeuw, toen Nederland betrokken was bij de trans-Atlantische slavenhandel en plantage-economie, werd het woord baas gebruikt voor opzichters die toezicht hielden op tot slaaf gemaakte mensen en arbeiders. Nederlandse handelaren brachten het woord ook mee naar de Amerikaanse koloniën, waar het werd overgenomen in het Engels. Eerst als bass en later als boss. En zo is het woord baas via het Engels weer in heel veel andere talen terechtgekomen, omdat de Engelsen ook over de hele wereld koloniën en invloed hadden.