|
grosso modo |
betekenis
grofweg, grotendeels, in grote lijnen
uitspraak
[gros-so mo-do]
citaat
“Toch blijft de academische wereld grosso modo vasthouden aan het nieuwe evangelie. ‘Het is een gigantische trend, die we niet in de hand hebben’, zei de Amsterdamse hoogleraar psychologie Han van der Maas nog afgelopen dinsdag in NRC Handelsblad. ‘We moeten eraan meedoen.’”
Bron: Het grootste bezwaar tegen verengelsing in het onderwijs: de teloorgang van de taal waarin ik woon (Elma Drayer, de Volkskrant, 10 mei 2018)
woordfeit
De woordgroep grosso modo is ontleend aan het Latijn en betekent in die taal letterlijk ‘op ruwe, grove wijze’. De woorden staan in de ablativus, de naamval die aangeeft waardoor, waarmee of hoe iets gebeurt. Grosso is de ablativusvorm van het bijvoeglijk naamwoord grossus in de betekenis ‘grof, ruw’ en modo die van modus ‘wijze, manier, mate’.
Een andere betekenis van het Latijnse grossus is ‘groot, dik’; hierop gaat het Franse woord gros (‘dik, groot, belangrijk’) terug. Daaraan dankt het Nederlands het woord gros, dat twee betekenissen heeft: ‘twaalf dozijn, 144 stuks’ (zoals in een gros potloden) en ‘het grootste, belangrijkste deel’ (zoals in het gros van de mensen). In de eerste betekenis komt het waarschijnlijk van grosse als verkorting van grosse douzaine, letterlijk dus ‘groot dozijn’. De tweede betekenis komt van gros als zelfstandig naamwoord, dat ‘grootste, belangrijkste deel’ betekent.
De Nederlandse woorden groot en grof zijn overigens niet verwant met het Latijnse grossus. |
|
|
|
|
|
|
De nieuwe Onze Taal |
Wat leer je op de middelbare school bij Nederlands? Vooral vaardigheden, zoals schrijven en discussiëren. Kennis (van bijvoorbeeld koppelwerkwoorden of de literatuur) speelt een minder grote rol. Maar dat moet veranderen, vinden deskundigen: behalve om ‘kunnen’ moet het meer om ‘kennen’ gaan. Het meinummer van Onze Taal besteedt ruim aandacht aan de toekomst van het schoolvak Nederlands.
In dat nummer nóg iets over Nederlands op school: hoe leerlingen via spelletjes en games enthousiast worden gemaakt voor het vak. Verder een verrassend stuk over de (talige) geschiedenis van ‘nepnieuws’, een boeiend interview met een spraakdeskundige over stemmen herkennen in misdaadonderzoek, en antwoord op de vraag hoe kinderen hun moeder aanspreken: met mama, mam of Maria? En natuurlijk nog veel meer.
Nog geen lid van Onze Taal?
Word nú lid en ontvang het eerste jaar 10% korting.
|
|
|
|
|
|
|
|