Genootschap Onze Taal Webversie  |  Afmelden
27 februari 2017
 
domicilie (het)
betekenis
wettige woonplaats, vaste verblijfplaats
  
uitspraak
[do-mie-sie-lie]

citaat
“Nikolaas Sintobin is Vlaming van geboorte, maar nu domicilie houdend in het Xaveriushuis naast de Krijtberg in Amsterdam.”
Bron: ‘Doe wat je vreugde brengt, dan kom je God op het spoor’ (Willem Pekelder, Trouw, 25 februari 2017)

woordfeit
Domicilie is ontleend aan het Latijnse woord domicilium, dat ‘woning, woonplaats’ betekent. Het is in feite het abstractere broertje van domus. Domus is letterlijk een ‘huis’, terwijl met domicilium/domicilie ‘woonplaats, verblijfplaats’ wordt bedoeld.
In een juridische context hoeft domicilie zelfs niet letterlijk de plaats te zijn waar iemand woont of verblijft: voor bijvoorbeeld een rechtszaak kan iemand domicilie kiezen, oftewel een bepaald adres (geen postbus) aanwijzen als ‘woonplaats’.
 
 
 
Facebook
Twitter
LinkedIn
Google+
Doorsturen
Diensten Onze Taal
Nieuwsbrief