Toost betekent ‘heildronk, feestdronk’. Toast is geroosterd brood en een toastje is een crackertje. Wanneer we een toost uitbrengen, kunnen we daar dus een toastje met kaas of zalm bij eten. ’s Ochtends eten we misschien toast met jam of kaas.

Herkomst toost en toast

Toost en toast hebben dezelfde herkomst. Toost is namelijk de vernederlandste spelling van het Engelse woord toast (‘geroosterd brood’), dat al aan het begin van de vijftiende eeuw in het Engels voorkwam. Toast is via het Franse werkwoord toster (‘roosteren’) ontleend aan het Latijnse tostum (‘geroosterd’), het voltooid deelwoord van torrere (‘roosteren’).

Van oudsher bestond de gewoonte om toast (stukjes geroosterd en gekruid brood) in allerlei dranken te dopen, bijvoorbeeld in wijn. Rond 1700 kreeg toast in het Engels ook de betekenis ‘heildronk’. Oorspronkelijk zou gedronken zijn op de gezondheid van een mooie, populaire vrouw. Het noemen van de naam van de dame werd beschouwd als figuurlijke ‘toast’: net zoals de gekruide stukjes toast letterlijk bijdragen aan de smaak van de wijn, voegde de heilwens aan de mooie vrouw ook iets pikants toe aan de wijn. Later kon je de naam van iedereen gebruiken om de wijn te ‘kruiden’, oftewel: om een toost op uit te brengen.

Toosten en toasten

Het werkwoord toosten - toostte - getoost betekent ‘een toost op iemand of iets uitbrengen’. Toasten - toastte - getoast betekent ‘roosteren’.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag