Er komt normaal gesproken alléén een komma tussen twee bijvoeglijke naamwoorden als ze gelijkwaardig of ‘nevengeschikt’ zijn: ze benoemen dan onafhankelijk van elkaar een eigenschap van het eropvolgende zelfstandig naamwoord. Twee bijvoeglijke naamwoorden zijn ‘gelijkwaardig’ als ze zonder probleem van plaats kunnen wisselen:

  • Ze stelden me op mijn gemak met vriendelijke, geïnteresseerde vragen.
  • Ze stelden me op mijn gemak met geïnteresseerde, vriendelijke vragen.
  • Het was een leerzame, avontuurlijke, gezellige reis.
  • Het was een leerzame, gezellige, avontuurlijke reis.
  • Het was een gezellige, leerzame, avontuurlijke reis.
  • Ze hebben sinds kort een frisse, vrolijke werkplek in Almere.
  • Ze hebben sinds kort een vrolijke, frisse werkplek in Almere. 

Bij het hardop lezen is meestal een duidelijke pauze hoorbaar waar de komma staat.

Vaste volgorde (niet verwisselbaar)

Als twee bijvoeglijke naamwoorden onomkeerbaar zijn – dat wil zeggen: als ze een váste volgorde hebben – staat er geen komma en hoor je ook geen leespauze:

  • Ze heeft een alleraardigst zilveren schaaltje geërfd. (alleraardigst en zilveren kunnen niet goed van plaats verwisselen)
  • Het was een nuttig intern overleg.

Lees meer over de volgorde van bijvoeglijke naamwoorden op deze pagina.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!