dinsdag 2 februari 2010
TRONIE
UIT:
Kok de taalvernieuwer (De Limburger, 30 januari 2010)

CONTEXT:
Exhibitionistische zelfbeheersing: exhibitionistische zelfverloochening zonder met de ogen te knipperen. De term kreeg bekendheid door Wim Kok, die in 2010 voor een parlementaire commissie de hem typerende licht-chagrijnige TRONIE moeiteloos in de plooi wist te houden.

BETEKENIS:
gezicht, smoel

UITSPRAAK:
[tro-nie]

WOORDFEIT:
Sinds de vijftiende eeuw komt tronie in het Nederlands voor. Het is ontleend aan het Franse trogne en kwam in allerlei spellingvarianten voor: troenie, trongnie, trognie, tronje, etc. Aanvankelijk had tronie de neutrale betekenis 'gezicht, gelaat'. In de schilder- en beeldhouwkunst duidt het een portret(studie) aan. Tegenwoordig wordt tronie vooral in negatieve zin gebruikt voor 'lelijk gezicht' of 'onvriendelijk gezicht'. Het past daarmee in een heel rijtje grove of informele woorden voor 'gezicht': bakkes, bek, facie, ponem, porem, smoelwerk, snuit en toet.





5 nummers voor 13,50

Aanmelden of afmelden
Archief
Woordpost is een uitgave van het Genootschap Onze Taal.
Deze nieuwsbrief wordt op dinsdag en donderdag gratis per e-mail naar belangstellenden gestuurd.