|
suppletie (de)
betekenis
aanvulling (hier: in financieel opzicht)
uitspraak
[sup-plee-(t)sie]
citaat
"Het gaat niet om ons persoonlijk. Een professionele moedertaalspreker (...) lijkt ons onmisbaar voor elke afdeling Nederlands.
Wanneer de suppletie wegvalt, is het zeer de vraag wie nog bereid is om, in economisch moeilijke tijden in onvoorspelbare
landen, deze functie op zich te nemen."
Bron: Voor studenten
Nederlands moet contact met moedertalige geen incident zijn (Petra Couvee, Jakob Faber en Kirsten de Gelder, Neder-L, 7 mei 2015)
woordfeit
Suppletie is ontleend aan het middeleeuws Latijnse suppletio 'aanvulling'. Dat is een afleiding van het werkwoord
supplere 'aanvullen, (weer) vol maken', dat is opgebouwd uit sub- in de betekenis 'bij' en plere 'vullen'.
Ook het woord supplement 'aanvulling, bijvoegsel' (in het Latijn supplementum) is daarvan afgeleid.
Een vergelijkbaar woord in het Latijn is complere 'aanvullen, bijvullen'; daar komt het woord compleet vandaan.
|
|