donderdag 7 augustus 2014
 
 

schoorvoetend

betekenis

aarzelend, met enige tegenzin

uitspraak

[schoor-voe-tuhnd] of [schoor-voe-tuhnd]

citaat

"Toen die boodschap Ferrera bereikte, sloot hij schoorvoetend een compromis. Hans Visser mocht af en toe een training geven."
Bron: 'Emilio Ferrera mist de sociale vaardigheden om topcoach te zijn' (Voetbalnieuws.be, 7 augustus 2014)

woordfeit

Schoorvoetend hoort bij het verouderde werkwoord schoorvoeten voor 'de voeten schrap zetten'. Daarin is schoor de stam van het werkwoord schoren, dat '(onder)steunen, stutten' betekent – vaak in een schuine richting. Wie schoorvoetend iets doet, zet zijn voeten als het ware schuin, en gaat maar langzaam en tegenstribbelend vooruit.
De werkwoordsstam schoor zit ook in schoorsteen. En een schoorbalk of schoor is een steunbalk. Voor schoor/schor 'aangeslibd land': zie een eerdere Woordpost.

 
 
 
   
 
   Aan-/afmelden  Archief  
 
  Woordpost is een gratis uitgave van het Genootschap Onze Taal. Deze nieuwsbrief verschijnt op dinsdag en donderdag.