|
prozaïsch |
betekenis
alledaags, niet-verheven
uitspraak
[pro-za-ies]
citaat
"De werkelijkheid blijkt een stuk prozaïscher. Fallada is, zoals veel auteurs, geboren met de drang om te schrijven. Schrijver worden is een ambitie die hij al op zijn achttiende uitspreekt. Hij brak alleen laat door."
Bron: Anne Folkertsma, 'Hans Fallada' (Athenaeum.nl) (Maarten Dessing, Maartendessingblogspot.com, 4 maart 2016)
woordfeit
Prozaïsch is in de achttiende eeuw vanuit het Duits in het Nederlands terechtgekomen. Het gaat terug op het Laatlatijnse prosaicus 'in proza geschreven', dat is afgeleid van prosa 'proza'. In het Latijn betekenden prorsus en de variant prosus, waarvan prosa de vrouwelijke vorm is, 'rechtstreeks, direct'.
Prozaïsch 'in proza, dus niet in dichtvorm gesteld' is de tegenhanger van poëtisch 'in dichtvorm'. Dat geldt ook voor de niet-letterlijke betekenissen: poëtisch betekent wel 'verheffend, romantisch', en prozaïsch 'alledaags, nuchter, niet-verheven'. In de praktijk wordt prozaïsch hoofdzakelijk gebruikt in deze figuurlijke betekenis. |
|
|
|
|
|