dinsdag 27 oktober 2015
 
 

douceur (de)

betekenis

extraatje, fooi, geschenk

uitspraak

[doe-seur]

citaat

"Toegegeven, dat voelde best lekker. Want eindelijk worden korte metten gemaakt met de arrogantie waarmee onze verantwoordelijke bewindslieden nu al decennialang volhouden dat we met het uitdelen van onze royale fiscale douceurtjes aan de grote bedrijven niets verkeerds doen."
Bron: Het selectieve fiscale geheugen van Wiebes (Map Oberndorff, Vrij Nederland, 21 oktober 2015)

woordfeit

Douceur is een leenwoord uit het Frans. In die taal betekent het letterlijk 'zoetheid', en in figuurlijke zin 'iets zoets, iets lekkers, iets prettigs'. In het Nederlands heeft het doorgaans een financiële bijbetekenis en wordt het vrijwel altijd in de verkleinvorm gebruikt: douceurtje.
De Franse woorden douceur en doux/douce 'zacht, zoet' zijn te herleiden tot het Latijnse woord dulcis 'zoet'.

 
 
 
 


Bezoek onze nieuwe spellingwebsite!
 
 
   Aan-/afmelden  Archief  
 
  Woordpost is een gratis uitgave van het Genootschap Onze Taal. Deze nieuwsbrief verschijnt op dinsdag en donderdag.