|
douceur (de)
betekenis
extraatje, fooi, geschenk
uitspraak
[doe-seur]
citaat
"Toegegeven, dat voelde best lekker. Want eindelijk worden korte metten gemaakt met de arrogantie waarmee onze verantwoordelijke
bewindslieden nu al decennialang volhouden dat we met het uitdelen van onze royale fiscale douceurtjes aan de grote
bedrijven niets verkeerds doen."
Bron: Het selectieve fiscale geheugen van
Wiebes (Map Oberndorff, Vrij Nederland, 21 oktober 2015)
woordfeit
Douceur is een leenwoord uit het Frans. In die taal betekent het letterlijk 'zoetheid', en in figuurlijke zin 'iets zoets, iets lekkers,
iets prettigs'. In het Nederlands heeft het doorgaans een financiële bijbetekenis en wordt het vrijwel altijd in de
verkleinvorm gebruikt: douceurtje.
De Franse woorden douceur en doux/douce 'zacht, zoet' zijn te herleiden tot het Latijnse woord dulcis 'zoet'.
|
|