- Engelse werkwoorden met een a (Nederlandse vervoeging)
- Afgelasten / aflasten / aflassen
- Attent / attend
- Engelse werkwoorden met een b (Nederlandse vervoeging)
- Baat / baadt het niet, dan schaadt het niet
- Baden: het gebade / gebaadde kind
- Begroten: het begrote / begrootte bedrag
- Beid / beidt uw tijd
- Beloven: zoals beloofd / belooft
- Besteden: besteed / besteedt
- Betalen: betaald / betaalt
- Betekenen: betekent / betekend
- Bijdehande / bijdehante tante
- Boude / boute uitspraken
- Braband / Brabant, Brabanders
- Engelse werkwoorden met een c (Nederlandse vervoeging)
- Engelse werkwoorden met een d (Nederlandse vervoeging)
- Dagvaarden: zij dagvaart / dagvaardt
- Downloaden - gedownload / gedownloaded
- D, t of dt (werkwoordspelling)
- Engelse werkwoorden met een e (Nederlandse vervoeging)
- Engelse werkwoorden in het Nederlands (algemene regels)
- Engelse werkwoorden met een f (Nederlandse vervoeging)
- Engelse werkwoorden met een g (Nederlandse vervoeging)
- Gebaad / gebaat
- Gebeuren: gebeurt / gebeurd
- Geweest / geweesd
- Gij hadt / gij had
- Grind / grint
- Engelse werkwoorden met een h (Nederlandse vervoeging)
- Hartstikke / hardstikke
- Hij wil / hij wilt
- Hoed u / hoedt u voor namaak
- Hou / houd
- Hou / houd / houdt
- Wat houd / houdt je bezig?
- Engelse werkwoorden met een i (Nederlandse vervoeging)
- Ik ben het die dit onzin vind / vindt
- Ik word / ik wordt
- Inhoud / inhoudt
- Engelse werkwoorden met een j (Nederlandse vervoeging)
- Engelse werkwoorden met een k (Nederlandse vervoeging)
- ’t Kofschip
- Het koste wat het kost / koste wat het kost
- Engelse werkwoorden met een l (Nederlandse vervoeging)
- Leasen: leasede / leasde / leasete / leaste
- Hoe leidt / leit / lijdt / lijt dit kindeken
- Engelse werkwoorden met een m (Nederlandse vervoeging)
- Meld u aan / meldt u aan
- Missen: miste / mistte
- Engelse werkwoorden met een n (Nederlandse vervoeging)
- Niesen / niezen: nieste / niesde
- Engelse werkwoorden met een o (Nederlandse vervoeging)
- Omringen: omringd / omringt door haar dierbaren ...
- Organiseren: organiseerd / organiseert
- Engelse werkwoorden met een p (Nederlandse vervoeging)
- Engelse werkwoorden met een q (Nederlandse vervoeging)
- Engelse werkwoorden met een r (Nederlandse vervoeging)
- Racen: geraced / geracet
- Red / redt de tijger
- Relaxed / relaxt
- Engelse werkwoorden met een s (Nederlandse vervoeging)
- Skaten - skatete - geskatet
- Engelse werkwoorden met een t (Nederlandse vervoeging)
- Engelse werkwoorden met een u (Nederlandse vervoeging)
- Engelse werkwoorden met een v (Nederlandse vervoeging)
- Veranderen: veranderd / verandert
- Verhuizen: verhuisd / verhuist
- Verkeren: verkeerd / verkeert in goede staat
- Naar verluid / naar verluidt
- Vermenigvuldigen: vermenigvuldigd / vermenigvuldigt
- Verrassen: verraste / verrastte
- Versteld staan / verstelt staan
- Vind / vindt je ideale partner
- Vind u / vindt u
- Voorrijkosten / voorrijdkosten
- Engelse werkwoorden met een w (Nederlandse vervoeging)
- Wendt of keert / went of keert
- Wie wil / wilt er een ijsje?
- Word je / wordt je kampioen
- Word lid / wordt lid van Onze Taal
- Word je / wordt je kwalijk genomen
- Word je / wordt je salaris gestort
- Engelse werkwoorden met een x (Nederlandse vervoeging)
- Engelse werkwoorden met een y (Nederlandse vervoeging)
- Engelse werkwoorden met een z (Nederlandse vervoeging)