Sliptong bestaat uit de stam van het werkwoord slippen (‘wegglijden’) en tong. Sliptongen danken hun naam aan het feit dat ze zo klein zijn dat ze gemakkelijk door de zeef slippen waarmee de vis wordt gesorteerd. Er is dus geen verband met slib (‘modder’). Op zichzelf had dat wel gekund, want de tong is een platvis , die zich in het zand verschuilt.

De samenstelling sliptong is betrekkelijk nieuw. In een krant uit 1940 kwam het voor het eerst op schrift voor: “Heden kwam aan den Vischafslag alhier de motorbotter O.D. 18 (...). De prijzen waren: groote tong 50-40, middel tong 46-52, kleine tong 36-42, sliptong 26-30 (...)” (Rotterdamsch Nieuwsblad, 29 februari 1940).

De foutieve spelling slibtong kwam voor het eerst voor in een krant uit 1982, in een advertentie voor een “Slibtong MENU” (De Telegraaf, 21 oktober 1982). Slibtong komt geregeld voor, maar alle woordenboeken en spellinglijsten houden het op sliptong.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar

Bel 085 00 28 428 Bel 085 00 28 428

(gebruikelijke belkosten, geen extra kosten)

Of stel je vraag via social media of per mail