Missen - miste - gemist

Het werkwoord missen (‘niet (meer) hebben’, ‘het ontbreken van iets/iemand voelen’, ‘niet halen’, ‘niet raken’) heeft als stam mis. In de verleden tijd komt daar -te of -ten achter:

  • Ik miste de bus en vervolgens miste ik de trein.
  • Ze misten hun dochter zo dat ze haar in Canada gingen opzoeken.
  • Toen ik thuiskwam, miste ik mijn portemonnee.
  • Ze probeerde de prop in de prullenbak te gooien, maar miste.

Misten - mistte - gemist

Er bestaat ook een werkwoord misten, dat ‘mistig zijn’ betekent. De stam is mist. In de verleden tijd komt daar -te achter (het meervoud komt niet voor), waardoor er twee t’s achter elkaar staan:

  • Het mistte zo erg dat we de borden niet konden lezen.
  • Niemand kon het vuurwerk zien, omdat het zo mistte.

Het onderwerp bij misten is altijd het, net als bij andere ‘weer-werkwoorden’, zoals het regent, het sneeuwde en het heeft gewaaid.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar

Bel 085 00 28 428 Bel 085 00 28 428

(gebruikelijke belkosten, geen extra kosten)

Of stel je vraag via social media of per mail

Handig hulpmiddel: de Taal*maat

In de Taal*maat ’t kofschip komt het ezelsbruggetje van ’t kofschip stap voor stap voorbij in een stroomdiagram. Een handig hulpmiddel om in de vingers te krijgen hoe je ’t kofschip moet gebruiken!

Klik op het schema om het te vergroten:

’t Kofschip