Er bestaan actieve en passieve zinnen. (De passieve zinnen heten ook wel lijdende zinnen.) De actieve zin heet zo omdat het onderwerp van de zin ook degene is die handelt:

  • De leraar legt de rekensom uit.
  • De reddingsbrigade heeft Hanno nog net op tijd gered.
  • In dat boek beschrijft Vita haar tuin prachtig.
  • De zon gaf hem energie.

In de lijdende vorm staat niet de handelende persoon centraal, maar bijvoorbeeld de persoon die iets ondergaat, het voorwerp waarover het gaat of het resultaat van een handeling. Het lijdend voorwerp uit de actieve zin is het onderwerp in de lijdende zin.

  • De rekensom wordt uitgelegd.
  • Hanno is nog net op tijd gered.
  • In dat boek wordt Vita’s tuin prachtig beschreven.

Een lijdende vorm bevat het hulpwerkwoord worden of zijn en een voltooid deelwoord. Verder kan er nog een door-bepaling in de zin staan, die aangeeft wie de handelende persoon of instantie is.

  • De rekensom wordt uitgelegd door de leraar.
  • Hanno werd nog net op tijd gered door de reddingsbrigade.
  • De tuin wordt door Vita prachtig beschreven.
  • Het boek is uitgegeven door Onze Taal.

Als je schrijft, kies je bewust voor actieve of lijdende zinnen. Het is een kwestie van perspectief: wat wil je benadrukken en wil je duidelijk maken wie er iets doet of niet?

Vermijd passiviteit – nadelen van de lijdende vorm

Je hoort vaak ‘Vermijd de lijdende vorm’ of ‘Schrijf actief.’ De achtergrond daarvan is dat teksten met veel lijdende zinnen je tekst letterlijk ‘minder persoonlijk’ maken. In lijdende zinnen staat vaak niet wie of wat iets doet, en dat maakt ze afstandelijker en abstracter. Het gevolg is dat zinnen voor veel mensen moeilijk zijn.

  • Uw aanvraag wordt in behandeling genomen.

Ook als de handelende persoon wél genoemd wordt in een door-bepaling, kan de lijdende vorm omslachtig klinken.

  • Uw aanvraag wordt door ons in behandeling genomen.

Directer en persoonlijker klinkt:

  • Wij nemen uw aanvraag in behandeling.
  • De gemeente gaat uw aanvraag bekijken.

Hoe maak je de lijdende zin actief?

Je tekst wordt levendiger, persoonlijker en directer als je actieve zinnen gebruikt. Bedenk dus steeds of je duidelijk kunt maken wie er concreet iets doet. Tips staan hieronder en voorbeelden op het tabblad ‘Voorbeelden’.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!

1. Ga in je tekst op zoek naar zinnen met een vorm van worden of zijn en een voltooid deelwoord. Vraag je af: wie doet hier wat? Soms moet je dat zelf uit de context opmaken, soms staat er een door-bepaling in de zin met degene die iets doet.

Maak van de handelende persoon het onderwerp.

  • Lijdend: De klantenservice wordt verbeterd.
  • Actief: De gemeente verbetert de klantenservice.
  • Lijdend: Op de kamers mag niet gerookt worden.
  • Actief: In geen enkele kamer mag je roken.
  • Lijdend: De meeste werknemers bouwen pensioen op. De pensioenpremie wordt deels door de werkgever betaald en deels door de werknemer.
  • Actief: De meeste werknemers bouwen pensioen op. Een deel betaal je zelf, een deel betaalt je werkgever.

2. Kies een ander werkwoord om de lijdende zin actief te maken, zonder dat je het perspectief verschuift.

  • Lijdend: Voorkom dat de samenhang tussen je zinnen verstoord wordt.
  • Actief: Zorg dat de samenhang tussen je zinnen bewaard blijft.
  • Lijdend: In dit hoofdstuk worden vijf thema’s besproken.
  • Actief: In dit hoofdstuk komen vijf thema’s aan de orde.
  • Actief: Dit hoofdstuk bespreekt vijf thema’s.

Meer voorbeelden

  • Het contract is ondertekend - De directeurs hebben het contract ondertekend.
  • Er is een uitspraak gedaan - De rechter heeft een uitspraak gedaan.
  • De presentator werd diep geraakt door het verhaal - Het verhaal raakte de presentator diep.

Passiviteit met beleid – voordelen van de lijdende vorm

De lijdende vorm is nuttig als de nadruk niet ligt of hoeft te liggen op de handelende persoon of instantie.

1. Soms is niet bekend wie iets doet.

  • Daar wordt aan de deur geklopt.
  • Er is ingebroken.

2. Soms is niet relevant wie iets doet, maar vooral dát iets gebeurt of gebeurd is. De gebeurtenis of het resultaat staat centraal.

  • Toen de som drie keer was uitgelegd, begreep ik het eindelijk.
  • Ook als de straat is opgebroken, blijven de winkels bereikbaar.
  • Gisteravond werden dertig automobilisten bekeurd vanwege te hard rijden.

3. In algemene uitspraken is de actieve zin niet altijd concreter en duidelijker, omdat het onderwerp het vage men (‘je’) of mensen (‘ze’) zou zijn. Soms is een actieve zin met ‘je’ mogelijk, maar die kan te specifiek op één persoon gericht lijken, terwijl het om een algemene uitspraak gaat.

  • De website wordt ontzettend vaak bezocht.
  • Op de kamers mag niet gerookt worden.
  • Bij de berekening van uw pensioen wordt uw AOW-uitkering meegeteld.

4. Soms is het onaardig of onverstandig om expliciet te zeggen wie precies iets doet.

  • Er worden de laatste tijd veel fouten gemaakt.
  • De informatie is niet doorgegeven aan de minister.

5. Een dubbelzinnigheid in een actieve zin kan met een lijdende zin worden opgelost. De zin ‘De parasiet die de mug verspreidt, veroorzaakt nare ziektes’ is bijvoorbeeld dubbelzinnig als je niet zoveel weet van biologie. Ondubbelzinnig is:

  • De parasiet die door de mug verspreid wordt, veroorzaakt nare ziektes.  

6. In het Nederlands gaat een nieuwe zin vaak verder waar de laatste eindigde. Met andere woorden: je begint niet elke zin met weer een ander onderwerp. En dat maakt dat een lijdende zin vaak goed aansluit bij waar de vorige zin mee eindigt.

  • Daar staan drie nieuwe energiecentrales. Die (energiecentrales) zijn betaald van belastinggeld.
  • Mijn baas heeft een prachtig huis. Het (huis) is door een bekende architect ontworpen en gebouwd.

Actieve en passieve zinnen in verschillende werkwoordstijden naast elkaar. Het lijdend voorwerp in de actieve zin (onderstreept) is het onderwerp in de passieve zin:

Actief Passief (lijdende vorm)
Ze slaan de hond. De hond wordt (door hen) geslagen.
Ze hebben de poes geaaid. De poes is (door hen) geaaid.
De leraar heeft de rekensom uitgelegd. De rekensom is uitgelegd (door de leraar).
In dat boek beschrijft Vita haar tuin prachtig. In dat boek wordt haar tuin prachtig beschreven.
Ze gaf een lief klein pakje. Een lief klein pakje werd (door haar) gegeven.
De bezoekers hadden de zaal verlaten. De zaal was (door de bezoekers) verlaten.
De reddingsbrigade heeft Hanno nog net op tijd gered. Hanno is nog net op tijd gered.
We verbeteren de klantenservice. De klantenservice wordt verbeterd.
De directeurs hebben het contract ondertekend. Het contract is ondertekend.
De rechter heeft een uitspraak gedaan. Er is een uitspraak gedaan.
Het verhaal raakte de presentator diep. De presentator werd diep geraakt door het verhaal.