Luipaard is ontleend aan het Oudfrans (leopart). Het gaat terug op het Griekse leopardos, waarin leon (‘leeuw’) en pardos (‘panter’) te herkennen zijn. Vroeger dacht men namelijk dat een luipaard een kruising van een leeuw en een panter was.

In het Nederlands werd leopart aangepast aan bekendere woorden (dat verschijnsel heet volksetymologie). In het eerste deel dacht men lupen te herkennen. Dat is een inmiddels verouderd werkwoord, dat ‘loeren, iemand verraderlijk aanvallen’ betekende. Het tweede deel werd verbasterd tot paard. Omdat paard een het-woord is, kwam ook het luipaard in gebruik.

Het luipaard

Sommige woordenboeken vermeldden in de jaren tachtig al de én het luipaard. Vanaf ongeveer 2005 doen alle woordenboeken en spellinglijsten dat. Het oudste krantencitaat met het luipaard dateert overigens al uit het einde van de achttiende eeuw (1782).

Liebaard

Vooral in het zuiden van ons taalgebied was vroeger ook een andere variant in gebruik: liebaard. In het Middelnederlands kon liebaard zowel ‘leeuw’ als ‘luipaard’ betekenen. Vanaf de negentiende eeuw komt liebaard voornamelijk als term in de heraldiek (wapenkunde) voor.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar

Bel 085 00 28 428 Bel 085 00 28 428

(gebruikelijke belkosten, geen extra kosten)

Of stel je vraag via social media of per mail