Het werkwoord niezen/niesen heeft twee vormen: met een z en met een s. Niezen - niesde - geniesd is vermoedelijk het oudst, maar niesen - nieste - geniest komt ook al lange tijd voor. In het Groene Boekje uit 1954 staan beide vormen al. De Dikke Van Dale vermeldt ze allebei sinds 1961.

Niesde én nieste

Omdat niezen en niesen goed zijn, zijn er in de verleden tijd twee vervoegingen goed:

  • Niezen - niesde - geniesd is juist omdat hier in het hele werkwoord een z staat; in de vervoegingen van de verleden tijd hoort daarom een d te staan: niesde - geniesd. De stam van niezen is niez.
  • Niesen - nieste - geniest is juist omdat er nu in het hele werkwoord een s staat (de stam is nies). Volgens de vervoegingsregels komt er dan een t in de verleden tijd: nieste - geniest.

Op niesen-nieste is het bekende ezelsbruggetje van ’t kofschip van toepassing. Op niezen-niesde is het veel minder bekende ezelsburggetje van de bromvliegzwaan van toepassing. Zie ook deze pagina.

Oefenen?

Wil je oefenen met de verleden tijd van werkwoorden? Klik dan op het tabblad ‘Oefenen’ hierboven. 

Andere s/z-werkwoorden

Vergelijkbaar met niezen/niesen zijn sauzen - sausde - gesausd naast sausen - sauste - gesaust, spiezen - spiesde - gespiesd naast spiesen - spieste - gespiest en schranzen - schransde - geschransd naast schransen - schranste - geschranst.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Oefenen met de verleden tijd van werkwoorden zoals ‘niesen/niezen’?

Doe de ’t kofschip-test!

Online training

Vond je deze test lastig? Dan is onze online training werkwoordspelling iets voor jou. In deze training krijg je niet alleen meer uitleg over de verleden tijd en het voltooid deelwoord, maar over álle vormen van het werkwoord. Met behulp van filmpjes, stroomschema’s en oefeningen schrijf je alle werkwoorden binnen de kortste keren foutloos!