De Romeinen hadden van de Grieken het gebruik overgenomen om de dagen te noemen naar hemellichamen: de zon, de maan en vijf planeten. Deze planeten waren op hun beurt genoemd naar goden. De Germanen hebben vervolgens vier van die godennamen ‘vertaald’ naar hun eigen goden: Thingsus, Wodan, Donar en Freya.

  • zondag: een vertaling van het Latijnse dies solis ('dag van de zon').
  • maandag: een vertaling van het Latijnse dies lunae ('dag van de maan').
  • dinsdag: waarschijnlijk genoemd naar een verder onbekende, Germaanse god Thingsus, de god van de volksvergadering. Een andere mogelijkheid is een verband met ding in de betekenis 'vastgestelde tijd voor de rechtszitting'. Mogelijk werd er in vroeger tijden op dinsdag rechtgesproken. In het Latijn heette de dinsdag dies Martis: de dag van Mars, de oorlogsgod.
  • woensdag: genoemd naar Wodan, de Germaanse oppergod. Bij de Romeinen was woensdag de dies Mercurii: de dag van Mercurius, de god van de handel en winst.
  • donderdag: genoemd naar de Germaanse god Donar (Thor), de god van de donder. Donar werd vereenzelvigd met de Romeinse god van het onweer, Jupiter. Vandaar ook dat de dies Iovis ('de dag van Jupiter') door de Germanen naar Donar werd vernoemd.
  • vrijdag: genoemd naar Freya, de Germaanse godin van de vruchtbaarheid, de liefde en de wellust. Haar Romeinse tegenhanger was Venus, naar wie deze dag bij de Romeinen vernoemd was (dies Veneris).
  • zaterdag: een vertaling van het Latijnse dies Saturni: dag van Saturnus, de god van de landbouw. Zater is een verbastering van Saturnus.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!